Over Flores valt
misschien wel het meest te schrijven. Dat vind ik ook nu ik hier weer
terug ben en de hele rit van twee weken geleden in 8 in plaats van
3,5 dag doe, met wat omwegen. Maar ik schrijf het minst, omdat ik te
druk ben met de mensen om me heen en met het opnemen van wat ik
allemaal zie en doe.
Ik zit in het
vissersdorpje Nanga Mese aan de noordkust van Flores te schrijven op
de veranda van het huis van mensen die de chauffeur, Pak Edison, zijn familie noemt. Maar familie kan van alles zijn hier,
van bloedverwanten tot mensen die je in het runnen van je business zo
vaak ziet dat je ze kakak, adik (broer/zus) of om (oom) gaat noemen.
Bakkende vis bij kaarslicht. Elektriciteit uitgevallen. |
Zelf de was doen in de badkamer. |
Mijn logeeradres
hier is schoner dan menige supperior room (dubbele p) van een
gemiddeld middenklassehotel op Flores. Er is ook internetontvangst,
hetgeen niet vanzelfsprekend is op Flores.
Het is leuk en
ongemakkelijk, die status als betalende gast. De mensen bij wie ik in
huis ben, weten er niet zo goed raad mee dat ik Indonesisch spreek en
versta, geloof ik. Ze zijn gewend gewoon door te gaan met hun leven
van alledag en hoeven niets van de boelèès te weten. Dat lukt ook
niet echt als je elkaars taal niet spreekt en dat is eigenlijk heel
rustig.
Ik, op mijn beurt,
durf niet zo goed te lang in de badkamer te verblijven als de rest
van de familie (de visser, zijn vrouw, haar moeder en in en uit
lopende kinderen) ook nog wil baden, en ik heb gewoon maar de
gemiddelde hotelprijs betaald voor de twee overnachtingen om me daar
geen buil aan te kunnen vallen. De namen van de visser en zijn vrouw
weet ik nog steeds niet. Die hebben ze me niet gezegd en het is te
laat om het te vragen.
Maar nu ik hier al
een heel etmaal ben en tot morgen blijf, komen er gesprekjes die
verder gaan dan complimenten over de heel erg lekkere verse vis die
de vissersvrouw heeft klaargemaakt. Dan blijkt dat we van dezelfde
leeftijd zijn, begin 40, en dat haar kinderen klaar zijn met school
en dankzij de inkomsten van het musim boelèè (het wittenseizoen)
naar de universiteit in Makassar kunnen. Dan vertelt de visser dat ze
soms ook last hebben van de toeristen die zich tot 3 uur ‘s nachts
op een van de eilanden voor de kust willen laten vollopen met bier en
dan met een combinatie van alcoholvergiftiging en zonnesteek naar het
ziekenhuis van Riung gebracht moeten worden.
De volgende dag,
toen we de zee op tuften en ik al snorkelend drie verschillende
plekken op een uitgestrekt koraalrif kon bekijken, begon me te dagen
dat het toerisme wel eens de redding van de koralen zou kunnen
betekenen. Op basis van wat ik gezien heb is tachtig procent van het
rif opgeblazen. Vissers doen dat om snel en goedkoop veel vis te
kunnen vangen (en daarmee o.a. hun kinderen naar een betere school te
sturen).
Het aangezicht is
vreselijk: een oorlogsgebied met de grijze geraamtes en brokstokken
van het koraalrif die als hopen puin en gruis de diepte van de zee
ingestroomd zijn. Op plekken van enkele vierkante meters groeit het
koraal aarzelend weer uit en de kleuren (blauw, groen, rood, geel,
paars, oranje) en vormen (anemoonachtige holtes, fijne vertakkingen,
wierachtigen) laat er geen twijfel over bestaan hoe fenomenaal het
rif eruit heeft gezien voor het kapotgebombardeerd werd.
Hopelijk gaan de
snorkelende en bierdrinkende toeristen zoveel geld opleveren voor de
vissers dat ze stoppen met die explosieven...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten