Intussen ben ik
neergestreken aan de rand van wat in Yogya de Kampung Boelèè wordt
genoemd: het wijkje Prawirotaman. Je kan er goeie pizza en
pannenkoeken eten, en toch ook echt Yogya proeven. Daar had ik wel
even zin in na al die rijst ‘s ochtends, ‘s middags en ‘avonds
– weken achter elkaar.
Ik miste mijn
overstap in Denpasar want mijn vlucht vanuit Labuan Bajo had
vertraging. Ik heb nog gehold met mijn koffer – en dat ging erg
soepeltjes! – maar ik was pas 10 minuten voor het vertrek van mijn
vliegtuig bij de check-in en die was toen al dicht.
Ik kon gelukkig
meteen op de volgende vlucht, de volgende ochtend om 7 uur, en bracht
de nacht door in het Novotel op de luchthaven. Heel vreemd, zo’n
hotel na alle avonturen op de eilanden van Nusa Tenggara Timur: lux,
onpersoonlijk en steriel. Wel heel comfortabel.
Wat was het fijn om
Yogya weer te zien vanuit het vliegtuig: de universiteit te zien
liggen, Hotel Ambarrukmo te zien liggen, waar we vroeger op zondag
altijd gingen zwemmen. Het voelt echt een beetje als thuiskomen na
alle omzwervingen. En bij het Guesthouse Maharani waren ze ook heel
blij om me na twee jaar weer te zien.
First things first:
een enorme zak met was naar de wasvrouw aan de overkant van de weg.
Daarna een fiets cheffen. Net vanmorgen is er een enorme tourtocht
met zwetende Yogyanezen langsgetrokken die deze zondag in de aanloop
naar de vrijheidsdag van 17 augustus allemaal op de fiets geklommen
waren.
Daar zaten ook
prachtige omafietsen tussen: van die zware zwarte rijwielen met hoge
sturen. Die fiets heet hier sepeda Jawa (de Javaanse fiets). Die
moest ik hebben, wist ik, maar verhuren deden ze hem nergens.
Dus ik vroeg het aan
de becakkerels. Die weten alles. Ik bedacht dat ik zo’n fiets kon
kopen en dan als ik wegga weer verkopen (of weggeven aan iemand die
ik aardig vind). Dat vonden ze een geweldig idee. Ze wisten wel een
fietsenmarkt en ik werd er meteen heengereden in een becak.
Het was een grote
hal met inderdaad heel veel Javaanse fietsen. Drie heren ontfermden
zich over de onderhandelingen. Het was een mooi spel. Ze begonnen bij
anderhalf miljoen. Ik weigerde meer dan 800.000 te betalen en noemde
alle zaken op die niet goed werkten: geen werkende lamp, remmen die
beter afgesteld kunnen worden, zadel te laag, zachte banden.
800.000 – daar
wilden ze niet eens over praten. 1,4 was het allerlaagste dat ze
konden gaan. “Je hebt zowel handremmen als terugtrapremmen, en het
zadel kan omhoog” riepen de heren uit. “We pompen ook nog de
banden voor je op en de bel is fantastisch!” en inderdaad: de bel
is prachtig, zowel qua vorm als qua geluid. Ik kan concurreren met de
prachtigste geluiden van de rijdende eettentjes hier.
Maar zonder lamp en werkende handremmen kan ik er echt niet meer dan 900.000 voor
geven, zei ik. Daar moest eerst nog een andere bapak (meneer) voor
bijgehaald worden. De Mbak (Juffrouw) Boelèè wil niet meer dan 900.000 geven –
wil ze ons failliet hebben? Het zadel werd versteld. Daar waren ze
met z’n drieën heel hard mee bezig. De banden werden opgepompt.
Hier, probeer nog maar eens. Rijdt ie niet prachtig?
Hij rijdt inderdaad
heel fijn, hij trapt behoorlijk goed, met een stevig breed zadel en
een lekker omafietsstuur zodat je rechtop kan zitten. Maar dat liet
ik natuurlijk niet merken, al hadden ze het vast wel door. Ik bleef
bij 900.000. Toen konden ze plotseling omlaag naar 1,2 en de deal
werd voor 1,1 miljoen gesloten.
Ze konden me ook nog
wel een adresje geven waar ik een fietsslot en lampjes kon kopen en
ik zeilde vervolgens uiterst tevreden de Jalan Parangtritis af naar
het restaurantje waar ze goede pannenkoeken bakken.
Daar staan ook
altijd becakkerels, te wachten op boelèèklanten die er logeren.
Nou, dat was een hele vertoning toen ik daar aan kwam zeilen op die
Javaanse fiets. De fiets werd uitvoerig geïnspecteerd. “Hoeveel
heb je daarvoor betaald? Verkoop je hem aan mij door als je weer
gaat? Ik geef er een goede prijs voor.” Ik raak die fiets wel kwijt
straks.
Nu ga ik er eerst
van genieten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten