maandag 17 juli 2017

Op mezelf

Citra en Koes zijn zojuist vanuit West-Sumba (waar we inmiddels 2 dagen hebben rondgereden) teruggereisd naar Yogya. De scholen zijn daar net weer begonnen; werk aan de winkel dus, zoals voor mij eind augustus.

Ik wil nog blijven. Ik ben nog geen twee weken in Indonesië waarvan 5 dagen op Bali. De overige 9 dagen voelen als een maand of langer. Ik heb een overdaad aan de meest fantastische dingen gezien en meegemaakt. Maar het gaat me allemaal te snel. Ik moet langer dan 1 nacht op een plek zijn om het gevoel te kunnen hebben dat ik er ben geweest en ik moet de lucht en de grond onder mijn voeten voelen om ergens heen te gaan.

Citra en Koes snappen dat wel, geloof ik – ze hebben gewoon niet zoveel tijd. Maar ergens snappen ze het geloof ik ook niet helemaal. Dat ik steeds uit de auto wil om te lopen (van het lange zitten in de auto krijg ik pijn). En als ik ze dan eindelijk die auto uit heb om niet meer dan een kwartiertje naar het volgende dorp te wandelen, dan loop ik ze er allebei in no time uit, met een kunstpoot en een versleten poot.

Het motto “Zitten is het nieuwe roken” is nog niet doorgedrongen tot de Indonesische middenklasse geloof ik. Je fysiek inspannen wordt misschien nog steeds wel erg geassocieerd met een arm bestaan.

Toch ging het ontzettend goed, met ons tweeën en later drieën. Indonesiërs zullen het niet zo snel zeggen als ze zich aan je ergeren, maar we hadden het duidelijk ontzettend gezellig: veel grappen, plagerijtjes, ondanks mijn beperkte taalvaardigheid, veel gedeelde opwinding over de mooie dorpen, landschappen en mensen die we zijn tegengekomen.

Ik vind het spannend om nu in mijn eentje door een van de minder toegankelijke gebieden van Indonesië te reizen, zonder twee native-speaker bemiddelaars tussen mijzelf en de beslissingen over transport, overnachting en eetgelegenheden. Ik blijf nog enkele dagen op Sumba, om ook het oosten van het eiland te verkennen. Daarna vlieg ik terug naar Flores: dat is geen eiland waar je - zoals vorige week - in 4 dagen overheen kunt racen en dan zeggen dat je er geweest bent.

Eigenlijk is het perfect zo: ik weet nu waar ik wel en niet heen wil, ik heb op Sumba en Flores contacten gelegd met betrouwbare chauffeurs met wie ik ook een leuk babbeltje kan maken. Dan gaat het net als in Zuid-Afrika met Selby: allerminst alleen. Ik weet dat niet iedereen zich zo’n reiswijze kan veroorloven, maar ik vind het een waardevolle investering.

Met Traveloka, de Indonesische Booking.com, kan ik op mijn telefoon vluchten en hotels boeken, vaak niet meer dan een dag van te voren en voor oppervlakkige contacten is mijn Indonesisch echt ruim voldoende. Veel mensen zijn vaak blij verrast als ze meer met me kunnen uitwisselen dan "Hello mister, how are you?" Ook op de momenten dat Citra en Koes niet in de buurt waren, ging contact maken soepeltjes. 

Morgen heb ik even vakantie van de auto. Daar is Waikabubak het perfecte stadje voor: veel prachtige oude dorpen op loopafstand, een gezellige markt. Ik zit in een basic maar schoon hotel met een mandikamer die nog een mandikamer is, en geen douche met een pisstraaltje. Heerlijk is dat, plenzend mandiën. Ik zit op mijn platje voor mijn kamer te schrijven met uitzicht op een reusachtige kerk aan mijn linkerhand, waar af en toe een drummer aan het oefenen is voor de dienst, en aan mijn rechterhand een pesantren, waar je kindertjes hun koranverzen hoort opdreunen en die om 04.45 uur 's ochtends snoeihard begint te blèren. Dan ben ik wel om 6 uur gewassen en gebaad en kan ik een wandeling maken. Alhamdulillah.

De Sumbanezen lijken zich niet veel aan te trekken van mijn enorme witte verschijning. Weinig starende blikken, weinig gevraag behalve uit interesse, en dat terwijl ik in de afgelopen dagen slechts drie andere boelèès heb gezien en we weer een veelheid aan potentieel toeristische plekken hebben bezocht.

Overmorgen ga ik met Pak Danny naar Oost-Sumba. Danny is een gezellige, gedrongen kerel met een dikke wang van het betelblad dat hij daar opspaart om de hele dag op te kauwen. Af en toe steekt hij zijn kop uit het raam en lanceert hij een fluim rode smurrie de straat op. Ik moet dan zorgen dat ik niet net ook met mijn kop uit het raam hang.

Op Flores heb ik al met Pak Edison afgesproken. Ik wil dan nog een dag of 5 tot 7 wat rustiger door Flores reizen. Langs waterbronnen, watervallen, bossen en misschien kleine wandeltjes maken. Spannend.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...