Op Sumba zul je niet
veel witte mensen tegenkomen. Iedereen heeft het over mensen uit
Frankrijk, Australië, en Nederland, die hier wonen, een stuk land
gekocht hebben, getrouwd zijn met iemand van het eiland. Maar ik heb
ze nauwelijks gezien.
Dus als ik ergens
binnenloop – een warung, de markt, een dorp – dan zijn de “Hello
Mister, how are you?”s niet van de lucht. Ik ben er van kinds been
af al aan gewend: de verbijstering over mijn verschijning –
minstens twee koppen groter dan de gemiddelde lengte hier en nog wit ook. Als dan blijkt dat ik Indonesisch spreek worden me de
oren van het hoofd gevraagd, op elke straathoek weer. Ik ben het leuk
gaan vinden, heb zinnetjes klaar, ben blij contact te kunnen maken
met mensen die net zo nieuwsgierig zijn naar mij als ik naar hen.
Een van de eerste
vragen is steevast of ik al getrouwd ben, en hoe oud ik ben. De
combinatie van ongetrouwd (jomblo) en 43 leidt altijd tot verbazing.
En er is altijd wel een broertje, neef of zoon die ook nog jomblo is
en met wie ik dan maar meteen moet trouwen.
In het dorp Todo op
Flores begon een oudere meneer me de les te lezen: dat het best kon
zijn dat trouwen in Nederland niet hoeft, maar hoe ging een mooie
vrouw als ik dan mijn genen doorgeven? Hij sprak nadrukkelijk zijn
medelijden uit en vond dat ik een man moest zoeken zodra ik weer
terug in Nederland was. Voor het te laat was.
Citra zat buiten
zijn zicht met haar ogen te rollen en achteraf hebben we er erg om
gelachen. De goede man zal nooit bevroeden dat het types zoals hij zijn die vrouwen het idee hebben gegeven dat een leven zonder huwelijk wel eens vervullender zou kunnen zijn.
Citra heeft een echtgenoot uitgezocht van wie ze zegt te
houden omdat ze het uitstekend met hem kan vinden en omdat hij ook
graag op eigen houtje dingen doet, maar ze heeft me vaak gezegd dat
ze waarschijnlijk niet getrouwd zou zijn als haar
moeder haar niet min of meer had gedwongen.
Door de oratie van
de meneer uit Todo ben ik wel meer gaan investeren in het uitleggen
van mijn burgerlijke stand. Dat trouwen en kinderen krijgen inderdaad
in Nederland wel kan, maar niet hoeft, en zeker niet meteen. Dat ik
geniet van mijn vrijheid, dat ik op eigen houtje door Sumba kan
reizen, iets kan zien van de wereld, dat ik in mijn lesgeefpraktijk
óok iets van mezelf kan doorgeven aan een volgende generatie.
Ik weet niet hoe
sociaal wenselijk de reacties worden vormgegeven, maar verrassend
vaak zie ik spontaan enthousiasme op de gezichten van mensen (vrouwen
én mannen) aan wie ik dat zo vertel, of soms zelfs bewondering. Een
beetje gek vinden ze het wel, maar ook echt leuk en bijzonder.
Havenarbeiders in Waingapu. Om maar een misplaatst spreekwoord te gebruiken: "Ruwe bolster, blanke pit" Heel veel geschreeuw er stoerdoenerij, maar ook heel aardig. |
En verrassend vaak
kom ik mede-jomblos tegen. Sopir Danny die “al” 33 is, de dame
van het hotel in Waingapu, die zeker al 50 is. Allemaal zeggen ze:
prima zo. Dan kom je niet alleen toe aan wat je wíl doen, maar ook
aan wat je móet doen. En dat is niet per definitie een stel kinderen
grootbrengen.
Het bordje leest (vrij vertaald): "Vrijgezellen!! Duurzame liefde vind je hier, hoor" |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten