woensdag 19 augustus 2015

Terug



En vanmiddag is het allemaal echt niet langer meer voor me uit te schuiven: dan moet ik het vliegtuig in – terug naar Nederland. Al van kinds af aan vond ik dat vreselijk. De overgang is gewoon te groot – het lichaam en de ziel kunnen het niet bijhouden: de ene avond in Yogya of Johannesburg of Corsica en de volgende morgen in de trein van Schiphol naar Utrecht. 

Als ik eenmaal thuis ben, weer mijn eigen potje kan koken, naar mijn eigen muziek kan luisteren en in mijn eigen bed kan slapen, dan gaat het weer. Maar het weggaan is elke keer weer een beetje doodgaan. En elke vezel in mijn lijf verzet zich er tegen. 

Dat komt ook omdat ik hier veel nieuwe vriendjes en vriendinnetjes heb gekregen. Ik ben alleen op reis en toch geenszins alleen, al kan ik dat zelf niet altijd geloven. 
De staf van het hotel wilde gister al allemaal met me op de foto. Het gebeurt niet vaak dat een gast bijna 4 weken blijft. En ik was denk ik wel een rare gast. Ik at mijn ontbijt met toast het liefst zonder vet spiegelei en suikerige jam. Ik zat soms hele ochtenden in de pendopo bij het zwembad te schrijven of te internetten en ik trok elke dag wel 100 baantjes in dat zwembad van 10 meter, als een tijger in een dierentuin – heen en terug. Mijn keertechniek is tot in de finesses geperfectioneerd.
Gisteren heb ik Citra en Koes te eten uitgenodigd naar een restaurant van hun keuze. Ze kozen een steakhouse, in een prachtig oud Nederlands huis met hoge plafonds en een binnentuin waar een jazzbandje evergreens speelde. De steaks waren fantastisch en de toetjes nog beter (bovenstaande foto is een nieuwe aflevering in de familiefotoserie "Toetjes voor Barbara"). Even voelde ik me terug in Zuid-Afrika. Daar heb je ook zulke restaurants
Daarvoor was ik nog een rondje buiten Yogya omgereden, achterop de brommer van de overbuurjongen, op mijn favoriete moment van de dag: de schemering. 
 
We reden door dorpjes, langs rijstvelden, maisvelden, drukke wegen – er is zoveel te zien al is het niet altijd aangenaam. Mensen die verschrikkelijk hard moeten werken, kinderen die er niet gezond uitzien, dieren die slecht behandeld worden. Maar dan ook weer zo'n zonsondergang:
 

Vanmiddag komt Citra me naar het  vliegveldje van Yogya brengen en als ik incheck word ik geholpen door Rina, die ik twee jaar geleden bij toeval ontmoet heb in Kota Gede en die bij Garuda Airlines werkt. Ze had al in het vliegrooster gezien wanneer ik vertrek en kan me tot de vliegtuigdeur uitzwaaien. Dan hebben we nog alle tijd om bij te kletsen.

dinsdag 18 augustus 2015

Silly walks



Zoals ik enkele weken geleden in Fort Vredeburg kon voelen hoe verhalen de loyaliteiten en opinies van mensen kunnen sturen, zo voelde ik gisteren, op de 70ste verjaardag van de Indonesische onafhankelijkheid van Nederland, hoe muziek en beweging dat op nog veel directere wijze doen. Het zijn zaken die ik allang weet, maar die ik hier op meer zintuiglijke wijze onderga.

Op het grote grasveld voor de Gedung Agung vond een défilé plaats met afvaardigingen van scholen, ambtenaren, de padvinderij, politie, luchtvaartpersoneel, inclusief stewardessen, en natuurlijk het leger. Een keur aan genodigden van de Sultan-Gouverneur mocht het geheel onder een afdakje gadeslaan.

De Gedung Agung was vroeger de machtszetel van de Nederlandse resident: de residentie. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1949 was het een uitvalsbasis voor Soekarno en de zijnen, nu is het de ambtswoning van de Gouverneur van Yogya.
Iedereen zag er op zijn of haar paasbest uit. Ik was blij dat ik wat nette kleren bij me had. Citra zag er stunning uit met een klassieke sarong en kebaya, helemaal van zijde. Als één van de weinigen (onder wie de vrouw van de Sultan-Gouverneur) had ze haar haar op oud-Javaanse wijze opgestoken met versieringen van verse jasmijnbloesem er doorheen. Alle andere vrouwen droegen hoofddoeken. Mooi versierde hoofddoeken, dat wel. 

 
Om 10.00 uur, de aanvangstijd, was het al drukkend warm, bijna alsof het zou gaan regenen. Heel veel vocht in de lucht. De temperatuur gaat na tienen rap omhoog. Als we even moesten staan voor het volkslied, of het hijsen van de vlag, of de verklaring van de onafhankelijkheid die nog eens opgelezen werd, dan liep het zweet in straaltjes langs mijn benen. Het was ook vergeven van de mieren die onder mijn rok langs mijn benen omhoog klommen.

Maar dat waren kleine ongemakken vergeleken met die van de batterijen marcheerders die op het open veld in de zon in het gelid stonden te wachten tot de ceremonie van ongeveer een uur voorbij was. Ik heb er 4 zien flauwvallen: 3 padvindertjes en 1 politieman. Ze werden haastig afgevoerd. 

Leuke muziek! Het volkslied kende ik al - dat moest ik vroeger op de kleuterschool zingen. Maar er was ook een medley van allerlei muzieken van verschillende Indonesische eilanden - een product van de Suharto's Orde Baru, vertelde Citra me. Het deed me denken aan het Zuid-Afrikaanse volkslied.

En het meest interessant vond ik een reeks anthems die zo uit de Sovjet-Unie vandaan leken te komen. Niet alleen met sociaal-realistische toeters en bellen, maar ook met allerlei muzikale wendingen erin die me Slavisch aandeden. Ik zou er even op moeten studeren om uit te vinden waar de muzikale triggers zitten: stemgebruik, harmonische wendingen, stemvoering wellicht... We bedachten dat veel grondleggers van het onafhankelijke Indonesië in de Soekarnotijd een opleiding in de Sovjet-Unie hadden genoten. Alle communisten zijn daarna door Suharto uit de weg geruimd, maar de triggers van het Sovjet-militarisme hebben het overleefd...
En het marcheren was dus – zoals ik verwacht had – de hoofdmoot van de ceremonie. Citra vertelde dat er nog steeds militairen op alle scholen komen die elke leerling trainen in het marcheren, week-in-week-uit, jarenlang. Het is nog steeds een militarisatie van het dagelijks leven.

Henrice en ik, de enige Europeanen in het publiek (afgaand op uiterlijk althans), vroegen ons af waarom we het zo moeilijk vinden om met een uitgestreken gezicht naar die exercities te kijken. Het is onmiskenbaar indrukwekkend, en zelfs een beetje lekker – dat massale reageren op één bevel, het opereren van zoveel mensen als één machine. Maar hoe moet je dit nou serieus nemen?

We bedachten dat het de schuld is van John Cleese en het Ministry of Silly Walks. Not to mention Basil Fawlty in his encounter with The Germans (vanaf 1’18). Henrice en ik kunnen allebei niet meer naar marcherende mensen kijken zonder aan John Cleese te denken. Hij heeft het op grandioze wijze verpest. Goddank. 

zondag 16 augustus 2015

Mercedes



Als Citra en ik samen in de auto ergens naartoe rijden, memoreren we wel eens dat we allebei (deels) in Yogya zijn opgegroeid, in dezelfde tijd – de jaren 80 – dezelfde plekken bezochten en door dezelfde straten reden. Dat we elkaar in theorie best een keer tegengekomen kunnen zijn. En hoe verschillend onze levens desalniettemin waren…

Citra’s ouders hadden het niet breed, maar Citra’s vader was topsporter: een tennisser. Op een goede dag in de jaren 80 won hij een nationale wedstrijd voor Yogya, en de Sultan-Gouverneur was daarmee zo verguld dat hij Citra’s vader een auto schonk: de meest sjieke nieuwe Mercedes-Benz die er op dat moment verkrijgbaar was. 

[Misschien heeft die gewonnen wedstrijd wel de mogelijkheden geschapen voor onze toegang tot de ambtenaren van de Sultan-Gouverneur die ons via Citra geboden zijn. Want die audiëntie had Citra binnen no time geregeld, en ik vroeg me al af hoe ze dat voor elkaar had gekregen.]

We kwamen op de Mercedes-Benz omdat we een hele oude rode Bis Kota zagen rijden. Dat is de stadsbus die mijn moeder en ik altijd van Bulaksumur naar de stad namen, om boodschappen te doen bij Mirota, of om naar de bibliotheek te gaan van Karta Pustaka waar ze Nederlandse boeken uit de jaren 40 uitleenden die ik kon lezen.

Heel soms zie je nog wel eens zo’n oude bus – rommeldebommel, langzaamaan, met veel loszittende onderdelen en gaten erin. Heeeee, een Bis Kota, riep ik bij Citra in de auto. Daar gingen we vroeger altijd mee naar de stad. En dan staarde iedereen ons aan als we de bus instapten: een Londo (Belanda) in de bus. Alsof ze een spook zagen. Een pesthekel had ik daaraan.

Citra begon te giechelen. Ik heb nog nooit in zo’n bus gezeten, lachte ze, want wij hadden een Mercedes-Benz.

Het was een groot probleem die auto, vertelde ze lachend. Ze hadden helemaal geen plek om een Mercedes ergens te parkeren, want ze woonden veel te bescheiden. Haar moeder was de auto liever kwijt dan rijk, maar haar vader weigerde de auto te verkopen want het was immers een cadeau van de Sultan. De hele familie reed er in rond, en iedereen dacht daarom dat ze rijk waren, maar ze hadden niet eens genoeg geld om nieuw serviesgoed aan te schaffen.

Tot aan de dag van vandaag heeft Citra’s vader de auto – ondanks het feit dat het een stokoud model is geworden en hij volgens Citra stinkt van binnen. Hij figureert wel in elke film die we maken, vertelde ze. En Citra’s vader wil hem ook nog wel eens uitlenen als er iemand gaat trouwen.

Garuda



Onze audiëntie op het kantoor van de Sultan-Gouverneur was een groot succes als je weet hoe je de situatie moet interpreteren. 

Om 13.00 uur ’s middags – stomende hitte – betraden we het gouverneurskantoor, buiten de Keraton. Hier zetelt de wereldlijke macht van de Sultan als gouverneur. De Keraton, een paar honderd meter verderop, vertegenwoordigt zijn koninklijke macht.

We mochten gaan zitten in een kantoortje. Veel ambtenaren achter bureaus en een kakelende breedbeeldtelevisie aan de muur met de Indonesische equivalent van Nickelodeon. Daar kregen we onze officiële uitnodiging voor de festiviteiten van 17 augustus, waarvan ik maar blijf hopen dat we er vroegtijdig onze snor kunnen drukken om naar het Lima Gunung Festival te gaan. Ik heb helemaal geen zin om de hele dag naar marcherende scholieren te gaan zitten kijken.
Daarna een wandeling over het terrein naar een volgend kantoor. Daar troffen we een assistent van het gouverneurssecretariaat: type strakke stropdas, snor en een rechte scheiding in het haar.

We hadden alle documentatie over het festival vorige week al ingediend, maar Henrice legde in vlot Indonesisch nog een keer uit wat voor festival het is, overlegde aanbevelingsbrieven van de Indonesische ambassade in Den Haag, vertelde hoe prominent de plaats van Yogya wordt in de programmering, internationale conferentie erbij vanuit de Universiteit van Amsterdam, etc.. Dat zag er allemaal mooi uit, vond de assistent, en begon te bellen terwijl wij ons verhaal deden.

Vijf minuten later kwam het hoofd van de Afdeling Culturele Samenwerking binnen: type wat grotere snor en wat dikkere buik dan de assistent. We waren een niveautje hoger.

Hij ging zitten, schraapte zijn keel, en vertelde ons dat er een probleem was. De aanbevelingsbrief van de ambassade in Den Haag was geschreven in het Engels. Dat mocht niet, want het briefhoofd van de ambassade droeg het nationale wapen van Indonesië: de mythische vogel Garuda. Een brief in het Engels met Garuda erboven heeft geen enkele juridische status.
Kijk, legde hij ons geduldig verder uit, als er in het briefhoofd nu alleen had gestaan Embassy of the Republic of Indonesia The Hague, dan had de brief best in het Engels gesteld mogen zijn. Maar Garuda staat er op, kijk maar. Dan moet de brief in het Indonesisch geschreven zijn.

Wij verontschuldigden ons uitvoerig. Ohhh, het is niet jullie fout, zei het Afdelingshoofd, het is een omissie van de Ambassade en in het bijzonder de Cultureel Attaché aldaar. We zullen het zo snel mogelijk in orde laten maken, beloofden wij. 

Prima, zei het Afdelingshoofd. Laten we dan een Memorandum of Understanding maken tussen de stichting die het festival organiseert en de gouverneur. Dan kunnen we onder die paraplu van alles voor jullie doen. Maar eerst moeten we een aanbevelingsbrief van de ambassade in het Indonesisch hebben. Daar zullen we voor zorgen, zeiden wij snel.

Hij stond op, groette ons allemaal beleefd en vertrok. Wij overlegden nog even met de assistent en liepen toen terug naar de auto. Dit is heel goed nieuws, zei Citra. Als we een Memorandum of Understanding hebben dan is er van alles mogelijk. Dan gaan ze ons echt helpen. Maar het Afdelingshoofd Culturele Samenwerking van de Gouverneur van Yogya is geen vriend van de Cultureel Attaché van de Ambassade in Den Haag. Zoveel is duidelijk.

vrijdag 14 augustus 2015

Supre



Ik had me voor de zekerheid in mijn netste kleren gestoken en stapte bij Citra in de auto, want vanuit de kampung Gondolayu zouden we misschien meteen doormoeten naar de Sultan-Gouverneur van Yogya om geld te vragen voor het Festival. 

Maar we waren nog niet weggereden of Citra kreeg telefoon. Van het gouverneurskantoor van de Sultan. Dat we vanmiddag om 13.00 uur verwacht werden en dat we een afgevaardigde van de gouverneur zouden spreken. Het zou ook wat zijn als de Sultan-Gouverneur zelf elk festival zou micro-managen, dus dat was te verwachten. Maar dat wordt dus geen Lima Gunung Festival vandaag. Maandag misschien.

We hadden tenminste alle tijd om Supre te zoeken. Ik verruilde mijn lange batik rok voor een broek en we reden naar de kampung. Dat verschijnsel kennen we in Nederland niet. Een kampung is een dorp in een stad. Er zijn heel veel kampongs in Yogya, vaak wonen er de armste mensen en zijn het de rotste stukjes grond, maar dat is niet altijd zo. Er staan ook grote stenen huizen en in Yogya zijn er zelfs rijstvelden soms, midden in de stad.
Je kan er met de auto vaak niet in. De poort van een kampong ligt aan een weg, en vanaf de poort moet je te voet, vaak kruip-door sluip-door tussen de huisjes en over de erfjes. Er wonen heel veel mensen, hutjemutje op elkaar. De kampung Gondolayu ligt aan de steile oevers van de Kali Code (spreek uit Tjodé), een van de twee grote rivieren die de Merapi af komen stromen en de stad van noord naar zuid doorkruisen.  

We parkeerden de auto bij één van de 12 ingangen van de kampung. Gondolayu is enorm en ik besefte plotseling aan wat voor onmogelijke onderneming we begonnen waren. Citra stapte op een aantal vrouwen af die aan de straat bananen verkochten en vroeg in het Javaans waar we het kantoor van het kampongbestuur konden vinden. Dat bleek vlakbij.


In het kantoor de situatie uitgelegd. Wel 25 bureaucraten om de foto heen die ik op mijn iPhone had staan van 1994, toen ik haar voor het laatst heb gezien. Uitgelegd dat er iets met haar voet is. Supre, nooit van gehoord, maar we konden het beste bij ingang 11 gaan vragen (ik weet niet waarom ze daar op uit kwamen – ik begreep maar de helft).

Wij met de auto naar ingang 11. Die was vlakbij de rivier. Dat klopt met mijn herinnering,  zei ik. Volgens mij woonde ze aan de rivier. We stapten uit. Liepen de kampung weer in. Een meneer gevraagd die bananenbladen aan het klieven was. Supre, nooit van gehoord. Foto bekeken, geen herkenning. Misschien bij ingang 8 of 7, zei hij – dat is kilometers verderop. De moed zonk me in de schoenen.

Er kwamen mensen bij staan. Nieuwsgierige jonge jongens, oude dametjes, iedereen. Allemaal keken ze naar de foto, overlegden met elkaar in het Javaans, wezen wel 5 verschillende kanten op. Citra koos een richting, vast op basis van informatie die zij wel had meegekregen en ik niet. We liepen verder de kampong in. Ik bedacht dat ik hier in mijn eentje nooit aan had kunnen beginnen.

Bij elke oude ibu die we tegenkwamen, keek ik onwillekeurig naar haar voeten. Supre liep met haar rechtervoet ondersteboven, want ze had net als ik een heupluxatie – maar dan aan één been.

Na enige tijd vroegen we verder. Een vriendelijke dame haalde er  weer een paar andere mensen bij en in de vertalingen van het Nederlands naar het Indonesisch naar het Javaans werd Supre’s handicap een poliovoetje. Dat was het niet – legde ik uit. Maar ik heb de talige vaardigheden niet om uit te leggen wat het wel is, dus ik deed het voor: legde mijn rechtervoet ondersteboven en probeerde er even op te staan.

Ooohhhhhhh, riep een man toen. Ik weet wie dat is! Ja ze woonde daar, heel dicht bij de rivier en hij wees erheen. Dat is wat ik me ook herinner, zei ik. Ze is verhuisd, zei hij, lang geleden al. Haar huis is overstroomd, toen de rivier een keer buiten zijn oevers trad, maar ze had geen man in huis, dus het was een groot drama: ze kon haar huis niet kwijt maar ze kon er ook niet meer in wonen. Ze is weggegaan, maar ik heb geen idee waarheen. Wacht, ik ga het vragen. Hij stond op en liep weg.
Van links naar rechts: Milan, Martha, [onbekend], Barbara, Supre, zoontje van Supre. 1994
Wat een verdrietig verhaal. Toen ik haar voor het laatst zag, in 1994, leek ze het voor elkaar te hebben met een kind, en voor zover ik me kan herinneren ook een man. Citra bevestigde dat als je geen man hebt in deze kringen, je echt een probleem hebt. In sociaal en economisch opzicht.

Na 5 minuten kwam de meneer die haar loopje herkend had terug. Nee, zei hij, degene die het misschien zou weten, wist niet waar ze naartoe gegaan was, maar geef me je contactgegevens, dan gaan we het uitzoeken. Citra gaf haar telefoonnummer, en we liepen terug naar de auto.
Dit zou in Nederland nooit gebeuren, zei ik tegen Citra. Als je iemand niet meteen kan helpen dan zeggen Nederlandse mensen: “Sorry, ik weet het niet. Succes verder. Doei.”  Hier in Indonesië wordt jouw probleem ook het probleem van een ander als je om hulp vraagt. Dat is zo, beaamde Citra. In Indonesië zijn mensen doorgaans heel zorgzaam voor elkaar, ook omdat ze afhankelijk zijn van elkaar. Maar toch: als je geen man in huis hebt in de kampong, dan ben je verloren...

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...