Vandaag werd ik geconfronteerd met iets wat ik dagelijks doceer: geschiedenis wordt in het heden geschreven en wordt bewust of
onbewust voor contemporaine politieke, sociale en economische doelen ingezet.
Het is nooit een neutraal verslag van een rijtje gebeurtenissen uit het
verleden.
Ik bezocht vanmiddag Fort Vredeburg. Dat was voor het eerst.
Toen ik tussen 1976 en 1986 in Yogya verbleef, was het fort vervallen en
ontoegankelijk voor publiek. Fort Vredeburg werd in de 18de eeuw door de VOC gebouwd om de Keraton van de Sultan
in de gaten te houden – die ligt meteen aan de overkant van de straat. In 1800
ging de VOC failliet en nam de Nederlandse staat het gezag over. Sinds 1987 is het fort een museum “keeping
the evidences of Indonesia struggle”, aldus het foldertje.
Oplettende lezers hebben de historische sprong geregistreerd
die ik gemaakt heb. Wat gebeurde er tussen 1800 en 1987?
De Indonesische versie van die geschiedenis is mooi neergezet
in het museum: voorwerpen van vroeger (wat
weinig), fotomateriaal, driedimensionale modelopstellingen van belangrijke
gebeurtenissen, interactieve computerschermen met informatie en beeldmateriaal,
en een levensgrote opstelling van een gevecht tussen Nederlandse mariniers en Indonesische
vrijheidsstrijders waar je doorheen kan lopen. Met geluiden. Brrrr.
Ik liep met het schaamrood op mijn kaken langs de opstellingen.
De gruwelijkheden die de Nederlanders tussen 1800 en 1949 begaan hebben, kende ik al wel, vooral dankzij mijn ouders, die daar ondanks (of wellicht dankzij) onze eigen koloniale familiegeschiedenis, nooit een misverstand over hebben laten bestaan, maar ik had ze nog nooit allemaal zo zichtbaar en volledig langs zien komen. De vuile dekolonisatieoorlog tussen 1945 en 1949 wordt in
Nederland nog steeds een reeks “politionele acties” genoemd. Het beeldmateriaal
en de presentatie van de gebeurtenissen in het museum lieten overduidelijk zien
wat voor een schandelijk eufemisme dat is. Maar ook op de jaren vóór 1942
hoeven we niet trots te zijn…
De geschiedenis die hier getoond werd, is in Nederland nog nauwelijks bespreekbaar.
De discussie over het erkennen van het leed dat in die jaren is toegebracht,
laait nu in Nederland pas een beetje op. Het is een moeizame discussie:
collectieve schuld, individuele verantwoordelijkheid, meervoudige belangen en loyaliteiten… Uiteindelijk
kom je uit bij wat de Engelsen zo treffend ‘atonement’ noemen. How are we going to atone for what
happened here? Kan dat überhaupt?
De geschiedenis van Indonesië hield na de dekolonisatieoorlog niet op, al was het grootste gedeelte van de tentoonstelling wel aan die oorlog gewijd. Het boegbeeld van de vrijheidsstrijd, Sukarno, werd
president na (getrapte) democratische verkiezingen, en hij zag het als zijn taak
alle duizenden eilanden van de archipel die onder Nederlands gezag hadden
gestaan bij elkaar te houden als natiestaat. Dat was geen vanzelfsprekende
onderneming. Toch werd de eenheid van Indonesië als natiestaat in het
tentoonstellingsmateriaal geen moment ter discussie gesteld. Geschiedenis als vehikel voor nationaal bewustzijn.
Bij de uitgebreide behandeling van de “communistische
coup” in 1965 kwam geschiedenis als collectieve politieke brainwash om de hoek kijken. Dit artikel geeft aardig weer wat ik over die historische gebeurtenis denk te weten: de
coup was een doorgestoken kaart van Generaal Suharto die, gesteund door
Amerikaanse, Britse en Australische veiligheidsdiensten, de linkse Sukarno op
een zijspoor kon zetten en de steeds groter wordende Indonesische
communistische partij (PKI) liet verbieden.
Het leger onder leiding van de generaal – die de komende 33
jaar een gewelddadige dictatuur (de Orde Baru) zou vestigen – liet vermeende communistische
sympathisanten oppakken, martelen, vermoorden en intimideren. Dorps- en districthoofden, wijkagenten en
andere lagere gezagsdragers werden ingezet voor lynchpartijen die hun weerga
niet kenden.
De “coup”van 1965 ken ik als een tragisch subhoofdstuk van
de Koude Oorlog dat misschien wel aan een miljoen Indonesiërs het leven heeft
gekost. De films The Act of Killing (2012) en The Look of Silence (2014) geven
daar een gruwelijk beeld van. De maker van de films kan op dit moment Indonesië
niet meer in omdat hij er zijn leven niet zeker is; de aanstichters van de
gruwelijkheden zitten nog steeds op hun posities en zijn niet blij met de films.
In het museum werd de “coup” geen moment in twijfel
getrokken. De lynchpartijen werden niet genoemd. Het ingrijpen van generaal
Suharto werd als een welkome noodzakelijkheid beschreven die het land weer fysieke
rust en ideologische orde bracht. Het museum is overduidelijk een historisch en historiografisch product van Suharto's Orde Baru. Maar niemand heeft vooralsnog de moeite genomen om de narratieven te herzien nadat hij in 1998 het veld ruimde.
Lichtelijk murw liep ik de verzengende middagzon weer in. Het
plein van het Fort was stil en loom door de middaghitte. Er hingen wat
scholieren in de schaduw van een boom. Er floten wat vogels. Heel vredig
allemaal.
In het geloofssysteem van de Zoeloe moeten overleden zielen
in hun geboortegrond begraven worden, anders gaan ze die zoeken, en dolende
zielen doen geen goed. Op dat stille witte plein van Fort Vredeburg voelde ik
op dat moment dat dat ook geldt voor zielen wier leed niet erkend is. Ze waarden
daar rond. Doceren over de intrinsieke gekleurdheid van geschiedschrijving is
wat anders dan die ervaren…
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
BeantwoordenVerwijderen