Ik reis in feite op een koloniale manier door Flores: ik huur voor
een hele week in mijn eentje een auto met chauffeur. Ik kan gaan waar
ik wil, me laten rondleiden waar ik wil, stoppen waar ik wil om een
foto te maken, de raampjes open wanneer ik wil voor het opsnuiven van de geuren en
de lucht, de raampjes dicht en de airco aan als het te heet wordt
buiten, …
Er zijn hier boelèès
die veel stoerder zijn dan ik. Die gaan op een brommertje de berg op, met de bus, of lopen, en ik heb er ook één zien fietsen, maar met de bergen
hier is dat misschien eerder dom dan stoer. Het enige excuus dat ik
kan verzinnen om een auto met chauffeur te huren is de kwetsbaarheid
van mijn benen. En zelf rijden is hier ook echt niet slim. Hier
gelden volstrekt andere verkeersregels en die gaan niet over links
rijden.
Oom chauffeur (om sopir) is ook
voor een hele week gehuurd. We hebben prijsafspraken gemaakt, een
route bepaald, bezienswaardigheden vastgesteld. Hij kent elke bocht
in de weg, elk uitzichtspunt voor de mooiste foto’s, en elke
attractie (warmwaterbronnen, de archeologische vindplaats van de Homo
Floriensis). Ik heb heel veel aan hem als gids, maar ik kan ook meer
zelf dan de gemiddelde boelèè. Hij is gewend ook de maaltijden te
bestellen en de boodschappen voor onderweg te doen. Ik doe dat liever
zelf.
Ik durfde het wel
aan om na Citra’s vertrek alleen rond te reizen omdat ik al een
aantal dagen met Pak Edison gereisd had. Hij kan goed rijden, hij is
geen drukdoener. Maar de aan onderdanigheid grenzende stilheid van zijn aanwezigheid tijdens mijn tocht met Citra was als sneeuw voor de
zon verdwenen toen hij me van de luchthaven van Maumere kwam halen
voor onze achtdaagse tocht. “Hebben ze jou op Sumba wel te eten
gegeven?” lachte hij. “Je bent afgevallen.”
Pas na enkele dagen
vond ik het vervelend worden. Tegen die tijd had hij al de indruk dat
we nu vriendjes waren en dat ie alles tegen me kon zeggen.
Citra onderhield het
contact met alle chauffeurs (op Flores, Timor en Sumba) zoals mijn
vader dat vroeger ook deed: beleefd, vriendelijk, met af en toe een
babbeltje, maar met volstrekte duidelijkheid over wie er de baas was.
Als er dingen niet gingen zoals zij wilde, dan werd ze boos, en dan
gebeurde het alsnog zoals zij het wilde.
Ik durf dat niet. Ik
ben met een mens op reis, niet met een machine of een paard. Dat mens
moet niet alleen op tijd eten en rusten, maar moet toch ook een
beetje lol hebben in zo’n trip. Dus maak je het gezellig met
elkaar. Met Selby in Zuid-Afrika deed ik dat ook altijd zo. Maar
Selby was een vriendelijke oudere man, Pak Edison is jonger dan ik…
Toen hij me in het
vissersdorp aanraadde mijn koffer op slot te houden en daarna zo
ongeveer met zijn tong in mijn oor fluisterde dat hij me wel zou
beschermen, was de maat zodanig vol dat ik hem op mijn manier de
mantel uit kon vegen. In het Indonesisch. Na wat tijd om te bedenken
hoe ik het ging zeggen. In een goed gesprek.
Hij schrok erg van
mijn boosheid. Bood uitvoerig zijn excuses aan, en ik kon overbrengen
dat zijn excuses niets voor me betekenden als hij zijn gedrag niet
veranderde. En dat ik wist dat hij donders goed weet dat dit niet kan.
En ik sprak hem systematisch aan met bapak, om heel beleefd en heel
afstandelijk te zijn. Maar ja, mijn zinsbouw is natuurlijk nog steeds
die van een 10-jarige...
Sindsdien zijn de
verhoudingen weer min of meer duidelijk, maar ook wat ongemakkelijk.
Zijn we reismaatjes of ben ik de blanke baas? Moeilijk Moeilijk. Gelukkig is er Donald Trump. Daar kun je je in tienjarigentaal over uitdrukken zonder al te familiair te hoeven worden.
Ik verwonder me erover dat ik me niet bedreigd voel door hem. Theoretisch gezien kan hij me naar een stille plek rijden en daar van alles met me uithalen wat ik niet wil, maar ik voel ook heel duidelijk dat hij dat niet durft. Misschien omdat ik ruim twee koppen groter ben dan hij. Misschien omdat hij anders zijn gage niet krijgt. Misschien omdat dat het einde van zijn bedrijf zou betekenen. Alles draait hier om reputatie – die gaat van mond tot mond en heeft wat mij betreft al een deuk te pakken. Misschien omdat hij ergens de kwaadste ook niet is.
Ik verwonder me erover dat ik me niet bedreigd voel door hem. Theoretisch gezien kan hij me naar een stille plek rijden en daar van alles met me uithalen wat ik niet wil, maar ik voel ook heel duidelijk dat hij dat niet durft. Misschien omdat ik ruim twee koppen groter ben dan hij. Misschien omdat hij anders zijn gage niet krijgt. Misschien omdat dat het einde van zijn bedrijf zou betekenen. Alles draait hier om reputatie – die gaat van mond tot mond en heeft wat mij betreft al een deuk te pakken. Misschien omdat hij ergens de kwaadste ook niet is.
Ter geruststelling:
hij brengt me morgenmiddag alleen nog naar de luchthaven van Labuan
Bajo, op 10 minuten rijden van het hotel waar ik nu verblijf. Dan
geef ik hem zijn geld. Zonder fooi. En dan vlieg ik naar Yogya. Voor
wat welverdiende rust.
Citra en ik hebben
ons via de app in elk geval kriek gelachen om hem, want Citra weet
zeker dat hij haar verteld heeft dat hij getrouwd is en twee kinderen
heeft. Mannen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten