zaterdag 29 juli 2017

Taal

Vaak wordt gezegd dat Indonesisch een makkelijke taal is om te leren. Tot op zekere hoogte is dat zo: geen enkelvoud of meervoud, geen verleden of tegenwoordige tijd, weinig gebruik van hulpwerkwoorden en persoonsvormen. Als je een beetje op de woordvolgorde let (en die kan ik voelen uit mijn kindertijd, daar hoef ik niet echt over na te denken), dan kom je een heel end met het achter elkaar zetten van een hoop woorden. Vaak zijn dat ook nog Nederlandse of Engelse woorden. Alle onderdelen van de auto (persnelling, kopling, nomorplat), abstracte woorden (organisasi, polisi), checken/mengecek, pienter/pintar, enz.

Dat je zover kunt komen met wat toch eigenlijk een soort pasarmaleis is, is meteen het probleem: woorden achter elkaar plakken, al eeuwenlang gebruikt om te handelen tussen de eilanden van de archipel. Daar word je lui van, want iedereen begrijpt je toch wel.

Maar om goed Indonesisch te spreken moet je aan de gang kunnen met het verbuigen van de woorden door middel van voor- en achtervoegsels. De nuances van de taal liggen veel meer dan in het Nederlands niet zozeer in het vocabulaire en de woordkeus, maar in hoe je dat vocabulaire verbuigt. Dan wordt duidelijk wie wat voor wie en met wat voor intentie doet of van plan is of heeft gedaan, en welke positie de spreker ten opzichte van objecten en subjecten inneemt.

Daarmee is het Indonesisch ook een heel impliciete taal. Intenties, resultaten, standpunten en plannen worden (althans voor mijn gevoel) niet uitgesproken, maar gesuggereerd door de soort verbuiging die je gebruikt om iets voor iemand te doen of juist niet voor iemand te doen, of wel te doen, maar niet te willen doen, of andersom. 

In het Nederlands heb je dat ook wel – bijvoorbeeld door de verschillen tussen de woorden wachten, opwachten en verwachten, of zetten, bezetten en doorzetten, of innerlijk, herinneren en verinnerlijken, – maar het Indonesisch hangt ervan aan elkaar en als je de verkeerde verbuiging te pakken hebt dan zeg je heel iets anders dan je bedoelt. Dat maakt de taal enorm subtiel en uiterst complex.

Ik kan die verbuigingen nog niet goed hanteren en de afgelopen weken heb ik me voornamelijk min of meer verstaanbaar gemaakt door het stamwoord te gebruiken. Ook heb ik conversaties tussen Indonesiƫrs onderling slechts ten dele kunnen begrijpen en heb ik leren omgaan met het volgen van en deelnemen aan gesprekken waar ik de grote lijnen wel van meegekregen heb, maar de details absoluut niet. Dan gok ik wat ik denk dat bedoeld wordt en daar antwoord ik dan op. Soms gok ik juist, soms niet, en dan is er verwarring. Best vaak.

Dat is ook een vorm van op mezelf teruggeworpen zijn: dat je niet alles verbaal kunt overbrengen, dat de controle over hoe je begrijpt en begrepen wordt, beperkt is, en dat je moet zoeken naar andere manieren om duidelijk te maken wat je wel en niet wilt of van plan bent of hebt gedaan. Dat is zeg maar best wel een dingetje voor zo’n talig mens als ik...  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...