Europese,
Noord-Amerikaanse en Australische burgers kunnen gaan en staan waar
ze willen. Burgers uit de meeste landen buiten die regio’s
doorgaans niet. Dat besefte ik voor het eerst toen ik een gast uit
Zuid-Afrika op bezoek had die langer dan een paar dagen wilde
blijven. Na een overweldigende hoeveelheid bureaucratische
handelingen op ambassades en luchthavens moesten we ons tijdens zijn
bezoek ook nog wekelijks bij de Vreemdelingenpolitie melden. Als het
even kan, reizen veel van mijn Zuid-Afrikaanse vrienden op een
Nieuw-Zeelands of Brits paspoort. Maar het is wel weer duidelijk
over welk deel van de Zuid-Afrikaanse bevolking we het dan hebben.
De laatste jaren
groeit de irritatie over deze westerse fortificatiementaliteit.
Zuid-Afrika heeft zijn visumregels aangescherpt, al kan ik er nog
altijd zonder kosten drie maanden op een toeristenvisum verblijven.
Die drie maanden had ik in mijn hoofd toen ik hier landde en besefte
pas op de luchthaven dat het hier om 30 dagen gaat. En mijn
terugvlucht is pas over 6 weken.
Dus kocht ik een Visum on Arrival –
dat is ook geldig voor 30 dagen, maar kan verlengd worden, i.t.t.
een gratis toeristenvisum. Als ik dat in mijn paspoort had laten
stempelen had ik naar Singapore (of Oost-Timor) op en neer gemoeten
om opnieuw het land binnen te komen en zo een nieuw visum te krijgen.
Horde 1 had ik dus goed genomen.
Dus vandaag had ik
gereserveerd voor horde 2: de verlenging. Geen idee of het verlengen van een visum in Nusa
Tenggara Timur (NTT) überhaupt mogelijk is en daar ga ik wel
rondreizen. In Denpasar, de hoofdstad van Bali, daarentegen, weten ze
wel hoe dat gaat, want het stikt hier van de bule’s (spreek uit
boelèè: witten) die hier zitten te rentenieren.
Ik had er de hele
dag voor gereserveerd, want ik weet nog hoe mijn vader ook wel eens
iets met onze visa moest doen als wij in Yogya zaten. Dan kwam hij
altijd mopperend terug omdat een of andere ambtenaar weer eens had
geprobeerd hem om te kopen.
Mijn vader was een
pragmatisch mens – als iets niet zus kon, dan konden we het altijd
nog wel zo proberen, maar als er corrupte Indonesische ambtenaren (of
eigenlijk iedereen die een situatie probeerde uit te buiten) in het
spel waren, dan werd hij zo principieel als een gereformeerde
ouderling. In mijn herinnering bracht hij soms middagen achter elkaar
wachtend door op het immigratiekantoor omdat hij weigerde een opeens
verzonnen toeslag te betalen. Dan bleven onze paspoorten gewoon
onderin een la liggen, totdat alle vertragingsopties uitgeput waren
en de documenten teruggegeven móesten worden. Dat was voor mijn
vader telkens weer een triomf: dat hij de boel voor elkaar gekregen
had zonder een cent smeergeld te betalen. En hij zal het de
betreffende ambtenaar ongetwijfeld in vlekkeloos Indonesisch
ingewreven hebben. Duurde het de volgende keer nog wat langer...
De hele dag dus, dat
leek me toch wel genoeg. Neem ik een boekje mee…
Maar een zoektocht
op het internet leerde al snel dat ik mijn huiswerk wat eerder had
moeten doen. Niet minder dan drie keer moet je naar het
immigratiekantoor, eerst om je aan te melden en je paspoort in te
leveren, dan 4 dagen wachten, dan foto’s laten nemen en
vingerafdrukken laten maken, dan weer 3 dagen wachten en dan kun je
je paspoort met visum komen afhalen. Al die tijd heb je geen
paspoort, alleen een vodderig reçuutje… Daar ga ik niet mee door
NTT reizen al zegt iedereen dat dat wel kan.
Maar wanneer ga ik
nu 7 dagen lang op één plek zitten? Een plek met een functionerend
immigratiekantoor? Oef. Had ik nu maar beter naar mijn moeder
geluisterd, die me dan wel niet voor dit probleem, maar wel voor
vergelijkbare problemen had gewaarschuwd. Vanochtend eerst maar de
documenten uitprinten met hulp van het hotel: een enorm formulier, 2
kopieën paspoort, 2 kopieën van mijn huidige visum, 2 kopieën van
mijn retourticket… Zucht.
“Maar onze agent
kan het ook regelen” zei Evva, van het hotel. Daar zul je het
hebben: een agent. Zo’n tussenpersoon die met een handjevol
aanmeldingen voordringt en het wachten voor de andere arme boelèès
nog langer maakt. Ook daar wordt op het internet voor gewaarschuwd.
Ze zijn professioneel en ze zijn legaal, maar je weet nooit of je te
maken hebt met een echte, of met iemand die jouw paspoort voor veel
geld op de zwarte markt gaat verkopen. En ze kosten sowieso een lieve
duit.
Maar op het
hoofdkantoor van mijn toch al niet zo heel goedkope hotel bleek dat
deze agent in dienst is van het hotel. Ze zou het in anderhalve dag
voor me kunnen regelen: vanmorgen aanmelding, vanmiddag foto’s en
vingerafdrukken op het immigratiekantoor, en morgenmiddag kon ze mijn
paspoort terugbrengen naar het hotel. Voor de somma van een stevig
bedrag dat ik hier maar even niet reproduceer. Laten we zeggen dat
het in rupia’s zo duizelingwekkend klinkt dat het dan in euro’s
plotseling weer heel erg meevalt. En dat is precies het punt: met
mijn munteenheid kan ik immigratiehordes afkopen. Voor een Afrikaans
of Aziatisch burger in Europa is dat onmogelijk.
Ik verbeeld me wel
eens – half voor de grap – dat mijn vader vanuit het hiernamaals
meegeniet met wat ik allemaal doe. Kennelijk is dat ergens belangrijk
voor me. Hij kijkt tevreden om een hoekje, zeg ik dan. Maar ik hoop
dat ie nu even een andere kant op kijkt.
Morgen heb ik wel
mijn paspoort terug met een visum tot begin september, zodat ik
zaterdag naar Maumere kan vliegen. En ik hoefde vanmiddag maar een
uur op de foto en vingerafdrukken te wachten. Dat is peanuts voor
Indonesische overheidsdiensten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten