vrijdag 7 juli 2017

Immigratie

Europese, Noord-Amerikaanse en Australische burgers kunnen gaan en staan waar ze willen. Burgers uit de meeste landen buiten die regio’s doorgaans niet. Dat besefte ik voor het eerst toen ik een gast uit Zuid-Afrika op bezoek had die langer dan een paar dagen wilde blijven. Na een overweldigende hoeveelheid bureaucratische handelingen op ambassades en luchthavens moesten we ons tijdens zijn bezoek ook nog wekelijks bij de Vreemdelingenpolitie melden. Als het even kan, reizen veel van mijn Zuid-Afrikaanse vrienden op een Nieuw-Zeelands of Brits paspoort. Maar het is wel weer duidelijk over welk deel van de Zuid-Afrikaanse bevolking we het dan hebben.

De laatste jaren groeit de irritatie over deze westerse fortificatiementaliteit. Zuid-Afrika heeft zijn visumregels aangescherpt, al kan ik er nog altijd zonder kosten drie maanden op een toeristenvisum verblijven. Die drie maanden had ik in mijn hoofd toen ik hier landde en besefte pas op de luchthaven dat het hier om 30 dagen gaat. En mijn terugvlucht is pas over 6 weken.

Dus kocht ik een Visum on Arrival – dat is ook geldig voor 30 dagen, maar kan verlengd worden, i.t.t. een gratis toeristenvisum. Als ik dat in mijn paspoort had laten stempelen had ik naar Singapore (of Oost-Timor) op en neer gemoeten om opnieuw het land binnen te komen en zo een nieuw visum te krijgen. Horde 1 had ik dus goed genomen.

Dus vandaag had ik gereserveerd voor horde 2: de verlenging. Geen idee of het verlengen van een visum in Nusa Tenggara Timur (NTT) überhaupt mogelijk is en daar ga ik wel rondreizen. In Denpasar, de hoofdstad van Bali, daarentegen, weten ze wel hoe dat gaat, want het stikt hier van de bule’s (spreek uit boelèè: witten) die hier zitten te rentenieren.

Ik had er de hele dag voor gereserveerd, want ik weet nog hoe mijn vader ook wel eens iets met onze visa moest doen als wij in Yogya zaten. Dan kwam hij altijd mopperend terug omdat een of andere ambtenaar weer eens had geprobeerd hem om te kopen.

Mijn vader was een pragmatisch mens – als iets niet zus kon, dan konden we het altijd nog wel zo proberen, maar als er corrupte Indonesische ambtenaren (of eigenlijk iedereen die een situatie probeerde uit te buiten) in het spel waren, dan werd hij zo principieel als een gereformeerde ouderling. In mijn herinnering bracht hij soms middagen achter elkaar wachtend door op het immigratiekantoor omdat hij weigerde een opeens verzonnen toeslag te betalen. Dan bleven onze paspoorten gewoon onderin een la liggen, totdat alle vertragingsopties uitgeput waren en de documenten teruggegeven móesten worden. Dat was voor mijn vader telkens weer een triomf: dat hij de boel voor elkaar gekregen had zonder een cent smeergeld te betalen. En hij zal het de betreffende ambtenaar ongetwijfeld in vlekkeloos Indonesisch ingewreven hebben. Duurde het de volgende keer nog wat langer...

De hele dag dus, dat leek me toch wel genoeg. Neem ik een boekje mee…

Maar een zoektocht op het internet leerde al snel dat ik mijn huiswerk wat eerder had moeten doen. Niet minder dan drie keer moet je naar het immigratiekantoor, eerst om je aan te melden en je paspoort in te leveren, dan 4 dagen wachten, dan foto’s laten nemen en vingerafdrukken laten maken, dan weer 3 dagen wachten en dan kun je je paspoort met visum komen afhalen. Al die tijd heb je geen paspoort, alleen een vodderig reçuutje… Daar ga ik niet mee door NTT reizen al zegt iedereen dat dat wel kan.

Maar wanneer ga ik nu 7 dagen lang op één plek zitten? Een plek met een functionerend immigratiekantoor? Oef. Had ik nu maar beter naar mijn moeder geluisterd, die me dan wel niet voor dit probleem, maar wel voor vergelijkbare problemen had gewaarschuwd. Vanochtend eerst maar de documenten uitprinten met hulp van het hotel: een enorm formulier, 2 kopieën paspoort, 2 kopieën van mijn huidige visum, 2 kopieën van mijn retourticket… Zucht.

“Maar onze agent kan het ook regelen” zei Evva, van het hotel. Daar zul je het hebben: een agent. Zo’n tussenpersoon die met een handjevol aanmeldingen voordringt en het wachten voor de andere arme boelèès nog langer maakt. Ook daar wordt op het internet voor gewaarschuwd. Ze zijn professioneel en ze zijn legaal, maar je weet nooit of je te maken hebt met een echte, of met iemand die jouw paspoort voor veel geld op de zwarte markt gaat verkopen. En ze kosten sowieso een lieve duit.

Maar op het hoofdkantoor van mijn toch al niet zo heel goedkope hotel bleek dat deze agent in dienst is van het hotel. Ze zou het in anderhalve dag voor me kunnen regelen: vanmorgen aanmelding, vanmiddag foto’s en vingerafdrukken op het immigratiekantoor, en morgenmiddag kon ze mijn paspoort terugbrengen naar het hotel. Voor de somma van een stevig bedrag dat ik hier maar even niet reproduceer. Laten we zeggen dat het in rupia’s zo duizelingwekkend klinkt dat het dan in euro’s plotseling weer heel erg meevalt. En dat is precies het punt: met mijn munteenheid kan ik immigratiehordes afkopen. Voor een Afrikaans of Aziatisch burger in Europa is dat onmogelijk.

Ik verbeeld me wel eens – half voor de grap – dat mijn vader vanuit het hiernamaals meegeniet met wat ik allemaal doe. Kennelijk is dat ergens belangrijk voor me. Hij kijkt tevreden om een hoekje, zeg ik dan. Maar ik hoop dat ie nu even een andere kant op kijkt.


Morgen heb ik wel mijn paspoort terug met een visum tot begin september, zodat ik zaterdag naar Maumere kan vliegen. En ik hoefde vanmiddag maar een uur op de foto en vingerafdrukken te wachten. Dat is peanuts voor Indonesische overheidsdiensten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...