zaterdag 15 juli 2017

Ibu Elisabeth

Het spanningsveld tussen geobjectiveerde exotiek en het leven van mensen werd voor Citra en mij belichaamd door Ibu Elisabeth, de 35-jarige derde vrouw van de kepala desa die ons met een stralende lach en schrandere ogen begroette.

Ze komt uit de stad Soe, ze is naar school geweest en sinds ze aan het dorpshoofd – immers de raja van Biboki – uitgehuwelijkt is, leeft ze hier aan het einde van wereld waar ze haar 50 jaar oudere echtgenoot nu al 7 van zijn 23 kinderen heeft geschonken. De jongste is 3, die ligt nog aan de borst, twee kinderen van 6 en 8 zijn ziek en hebben de hele nacht onophoudelijk gehuild omdat ze sakit perut hebben (last van hun buik). We hebben aangeboden ze naar Manufui te rijden, het dichtstbijzijnde dorpje met een schooltje en een puskesmas (gezondheidscentrum), een uur verderop, maar dat aanbod sloeg Ibu Elisabeth af.

Er was een onmiddellijke klik tussen haar en Citra, vrouwen van dezelfde leeftijd, met radicaal verschillende levens. En we kunnen er maar niet over uit, Citra en ik. Dat onze levens er ook zo uit hadden kunnen zien als we op een andere plaats en tijd geboren waren…

Toen de avond viel en de zon verdween vlak na onze aankomst in de lopo van de kepala desa, ging de wind niet liggen. Hij waait altijd, zeggen ze in het dorp, en altijd zo hard: overdag, ‘s nachts, in de droge tijd, in de regentijd. De huisjes zijn niet van de dichte palmbladeren gebouwd zoals de adathuizen boven bij het koninklijk paleis, maar van planken met kieren – in een tropisch klimaat erg praktisch voor de ventilatie, maar hier is het zoals in Nederland in november.
De enige manier om het niet nog kouder te krijgen is om bij elkaar om een rokerig. vuurtje onder de open lopo te kruipen: honden, varkens, mensen, met dikgeweven ikats om hun schouders. Ik vind Citra stoer – dat ze als uiterst vrijzinnig maar belijdend islamiet met honden en varkens om een vuurtje kruipt. Op het vuurtje wordt ook gekookt: zoete aardappel, en als er gasten zijn, zoals wij, dan is er ook rijst (die moet van ver komen – is luxe) en gewokte groenten met zout. Verder is er niets.

Wat trekt ons daarin aan? Vroeg ik me af terwijl ik in het bed van de kepala desa lag te kleumen in de wind en Citra opgerold en niesend naast me lag te bibberen. Waarom geeft het bevrediging om hier op bezoek te komen, te zien hoe zwaar het bestaan hier is, met kinderen die in hun blote billen met varkens en honden in de modder spelen? En om daarna weer weg te gaan, naar een schoon en warm hotel aan de kust van Kupang?


Citra en ik vinden het allebei leuk; dat spraken we uit daar in dat bed: mijn god wat hebben we het koud, en wat is dat bed hard, maar wat spannend is dit om hier aan het einde van de wereld de nacht door te brengen. Als islamiet heeft ze er de nabijheid van varkens en honden voor over en beide hebben we er een slaapplaats in de wind en een modderige wc naast het varkenskot voor over, een klamme huid en klamme kleren. Maar dat is alleen omdat we er morgen weer weg kunnen. Ik zou het er geen twee dagen uithouden. Ibu Elisabeth is er 7 kinderen aan het grootbrengen... 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...