De afgelopen dagen
heb ik als een blije hond vrijwel continue met mijn kop uit het raam
van een auto gehangen om indrukken op te snuiven van het mooiste
eiland dat ik ooit heb gezien: Flores. De verkoudheid had ik toch al opgelopen van de airco in mijn luxehotel in Bali, de vieze hotelletjes met een gedeelde kamer en weinig privacy neem ik graag op de koop toe. Ik ben elke dag aan het eind van de dag doodmoe van de indrukken; had afgelopen dagen zelfs lichte koorts, een verstopte neus en de hoest van een sirihkauwende oude man, maar ‘s ochtends weer verfrist van een koud mandibad in een glibberige badkamer.
Malaria heb ik niet – geen zorgen, de koorts is al weer weg –, geen buikproblemen ondanks het feit dat ik met mijn Indonesische reisgenoten alleen voedsel van de straat eet (maar altijd gekookt of gefrituurd en vers; en dranken altijd warm), en de heup heeft al talloze hurk-wc’s overleefd (hurken is officieel een risicohouding met een kunstheup, maar omdat deze kunstheup een dubbele draaicirkel heeft, kan het).
Wat ik me van Bali herinner en wat ik ken van Java is prachtig, maar de natuur hier is eenvoudigweg overweldigend mooi, ook omdat je van het ene bovenaards mooie uitzichtmoment in het andere valt: woeste golven die continue op zwarte kusten met groene gladde stenen beuken, waanzinnige vergezichten met vulkaantoppen, rijstvelden en overdadige en gevarieerde groene bossen.
De implicatie van die concentratie van spectaculaire uitzichten is dat de wegen niet ophouden met kronkelen op de steile hellingen van berggebied naar zee en weer terug. Citra werd al snel wagenziek en ging voorin zitten, ik zat achterin, kon mijn benen strekken en mijn verkouden hoofd uit het raam hangen. Masuk angin noemen ze een verkoudheid hier: de wind is binnengekomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten