zaterdag 25 juli 2015

Nieuw en oud



En hier zit ik weer naast het zwembad van een gezellig guesthouse te schrijven, net als in Durban. Maar daar houdt de vergelijking ook wel een beetje op. Uitzicht vanuit mijn hotelkamer:
 
 Ik heb een heel zwaar leven:

Nee. Maar - echt waar:

Hotelletje is dus helemaal top, er zit een dame die de was doet aan de overkant van de straat in een klein steegje waar ik elke dag mijn was kom brengen, en naast het hotel is een warung waar ze flessenwater verkopen. Vanochtend een fiets gehuurd in een straatje verderop, voor de somma van 1 euro per dag. Moehahahahahaaaaa. En rondgefietst. 

Speciaal voor Makiri ben ik even naar een dusun gefietst...
 



Wat is het fijn om alleen op reis te zijn – contact maken gaat dan echt makkelijker. Hele leuke ochtend gehad.

Gisteren ben ik door Citra van Yogya’s gezellige kleine luchthaven gehaald: 5 vliegtuigen, 1 bagageband en heel erg veel mensen omdat het suikerfeest na het einde van de ramadan nog in volle gang is, en iedereen terugkomt van familiebezoek. Citra moest nog iemand afhalen en zijn vliegtuig kwam later dus we hadden tijd om op het pleintje voor het vliegveld koffie te drinken, bij te kletsen, mensen te kijken en heel hard te giechelen over van alles. 

Koes, de andere vriend van Citra, bleek een filmmaker te zijn met wie Citra prachtige docu’s heeft gemaakt over uitvoerende kunsten in Noord-Bali. De hele rit door Yogya hadden we fantastische gesprekken: over de problematische etno-dimensie van de etnomusicologie, het “gedeelde verleden” van Nederland en Indonesië, over waardeoordelen over Indonesische populaire cultuur als onderdeel van koloniale denkpatronen, over mijn onderzoek in Zuid-Afrika. En allemaal in het Indonesisch! Ik maak in elke zin wel 100 fouten, maar ik kan tenminste oefenen. Daar ben ik zo blij om. Gaat lekker vooruit zo.

We stopten op de immer doorrazende Jalan Parangtritis om een sim-card te scoren voor mijn telefoon. Hij moest nog even geschikt gemaakt worden voor mijn iPhone, dus de meneer die hem verkocht, knipte hem zelf op maat en veilde hem handmatig nog even bij toen hij net niet bleek te passen. Hij doet het nu geweldig.

Wat kom je doen deze keer, vroeg Koes, toen we mijn voorgeschiedenis in Yogya hadden doorgenomen. Weet ik nog niet precies, zei ik. Beetje werk voor een gamelanfestival in Amsterdam, beetje vakantie, even weg uit de routine. … “En we gaan je babu zoeken” zei Citra. O ja, zei ik, dat is ook zo – dat gaan we ook nog doen. Toen Citra vorig jaar in Nederlands was als gastonderzoeker aan de UvA vertelden mijn moeder en ik haar over mijn kindermeisje, Supré, die op me paste toen ik 2 jaar oud was. Zij was nog geen 20 jaar ouder dan ik en ze had dezelfde afwijking aan één van haar benen als ik. Maar ik kon ervoor behandeld worden; zij niet. Ze liep met haar voet ondersteboven, omdat haar been zo gedraaid was, maar redde zich daar aardig mee. 

Ik weet de naam niet meer van de kampung waar ze woonde, maar ik ben er later nog eens geweest en ik kan er zo naar toe lopen. Volgens Citra moet ze makkelijk te vinden zijn, door haar naam en handicap. Omdat ze niet zoveel ouder is dan ik, is er een goede kans dat ze er nog is. Ik zou haar zo graag weer eens willen zien!

Toch nog een beetje napak tilas dus, net als in 2013. Net als toen vond ik het ook nu nogal spannend om weer te gaan. Yogya hoort bij mijn kindertijd – voor mijn 12de woonde ik er elk jaar 3 maanden, na mijn 12de ben ik er nog 3 keer kort op bezoek geweest. Tot 2013 voelde Yogya als een plek die ik eigenlijk niet meer kon bezoeken, net zoals je niet terug kan gaan naar je kindertijd. Wat kom je tegen als je ergens 20 jaar niet bent geweest en er zoveel herinneringen aan hebt?

In 2013 ging ik met mijn familie. Het was een prachtige trip down memory lane, plekken van vroeger bezoeken: napak tilas. Er bleek veel veranderd, maar ook nog ontzettend veel hetzelfde. Ik kende de weg nog, ik kon me nog redden in het Indonesisch, ik kon nieuwe mensen leren kennen. Daardoor durf ik nu weer. En dit keer alleen, voor het eerst zonder mijn familie. Ik heb zo veel alleen gereisd, naar verre oorden en moeilijke gebieden, maar nog nooit naar Indonesië. Ik ga eindelijk eens uit huis, zeggen sommige van mijn vrienden plagend. 

Al toen ik in het vliegtuig zat voelde ik dat: deze reis wordt niet in eerste instantie een trip down memory lane, maar iets anders, al weet ik nog niet wat. De lucht, de geluiden, de geuren, de plekken voelen als vroeger en als thuis, maar Yogya voelt ook anders met Indonesiërs van mijn leeftijd zoals Citra en Koes, met wie ik kan discussiëren over zaken die nu spelen. Ik vertelde Koes dat ik in 2013 zo opgelucht was dat er in Yogya na 20 jaar niet zoveel veranderd bleek als ik had verwacht. Het verbaasde hem dat ik daar opgelucht over was; was het niet ook een beetje jammer? 

Ik moest toegeven dat dat sentiment simpelweg nooit een optie is geweest in de manier waarop ik me Yogya heb herinnerd en ook gemist. Hij legde feilloos mijn nostalgie bloot, en ik bedacht dat het Indonesië dat ik ken, het Indonesië van mijn ouders is. Zij waren altijd de intermediair tussen mij en het land, de mensen, de gebeurtenissen, zoals ouders dat nu eenmaal zijn. Ben benieuwd hoezeer mijn ideeën over dit land gaan veranderen zonder intermediair, en tot op welke hoogte ik die intermediair geïnternaliseerd heb.

2 opmerkingen:

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...