Voor mijn postkoloniale collega’s eerst een disclaimer: mijn exotistische zelf komt naar boven. Bereidt u de komende weken maar voor op de verheerlijking van voorrechten die over het algemeen (ook door mij) als niet meer van deze tijd worden gezien. Wel lekker hoor.
Ik zit te schrijven met een heerlijke bumbu in mijn neus,
die onze koki, Ibu (mevrouw) Mur, op dit moment aan het klaarmaken is voor onze
lunch: elke paar minuten komt er weer een geur-/smaaklaagje bij, elke paar
minuten ruikt het weer anders en toch hetzelfde.
We zijn gisteren (zondag) aangekomen in Bulaksumur, de
campus van de Universitas Gajah Mada in Yogyakarta, waaraan mijn vader bij
leven verbonden was als gastdocent. We wonen in één van de identieke huizen in
het blok waarin mijn broertje en ik tot 1986 elk jaar drie maanden
doorbrachten. Mijn ouders hebben er tot 2008 nog bijna elk jaar gezeten. Bij
het huis hoort een koki (kokin) en een jaga (nachtwaker die tevens schoonmaker
is). Zij hebben mijn vader nog gekend. Ibu Mur heeft samen met mijn moeder
vanmorgen een traantje gelaten om zijn verscheiden.
Ik heb een kamer die er vroeger nog niet was, achter de
keuken. Vanuit mijn bed heb ik uitzicht op de binnentuin. Achter mijn bed is
een hele oude reutelende AC in de muur gebouwd, die ik dus ook niet aanzet.
Liever warm dan lawaaiig. De kieren tussen de AC geven uitzicht op de belakang
en dat is een beetje een magisch oriëntalistisch domein voor mij. Het
achterhuis, eigenlijk. Op de belakang woont Bapak (meneer) Tumiran met zijn
vrouw en twee kinderen. Ze wonen eigenlijk in de garage en hebben er een klein
krotje naast gebouwd, waar een bed in staat. Er is een plaatsje met een put en
waslijnen. Ik maak er nog geen foto van. Misschien als ik hier langer ben en de
familie van Pak Tumiran een beetje beter ken. Ibu Mur is als kokin en dame op leeftijd de
baas van de huishouding; Pak Tumiran maakt schoon en bewaakt het huis. Zijn
vrouw is elders in de wijk koki.
Als kind was ik een groot deel van de dag op de belakang te
vinden. Toekijken als er saté of een
visje geroosterd werd op een vuurtje, liedjes zingen met de wasvrouw terwijl ze
op de hand de was deed. De jeugdsentimenten van elke koloniaal. Gisteren liep
ik zonder er bij na te denken de keuken in om mijn handen te wassen, en Tumiran
kwam bezorgd aanlopen om te vragen of alles ok was. Ik realiseerde me dat ik
niet geacht werd daar te zijn. De keuken is onderdeel van de belakang: hier
regeert Ibu Mur. Je komt er alleen als er een probleem is. Als kind hoef je je
nog niets aan te trekken van zulke barrières, maar als volwassene is mijn
toegang tot de belakang beperkt geraakt tot de kieren onder mijn AC en de
geluiden uit de keuken waar ‘s ochtends mijn ontbijt gemaakt wordt. Ondanks alles wat ik hier hervind, toch nog
een verloren paradijs…. Arme koloniaal.
[Barbara en Stefan in Bulaksumur, rond 1980.]
Mooi om te lezen, Barbara! Ben benieuwd naar de liedjes van de wasvrouw.
BeantwoordenVerwijderen