Ik heb een beetje een verlate cultural shock. De trouwe lezertjes van mijn blogs weten dat ik dat wel vaker heb, maar het komt nu ook omdat ik deze reis relateer aan mijn reis naar Zuid-Afrika, vorige maand.
Gisteren (donderdag) reden we met ons vieren naar Ibu Sulyum die in een
gehuchtje vlakbij het dorpje Karangmojo woont, in de Gunung Kidul, een
bergachtig gebied ten oosten van Yogya.
Ibu Sulyum runde de huishouding van wat oudere vrienden van
mijn vader in Jakarta. Toen zij overleden, had Ibu Sulyum maar een klein
pensioentje en mijn ouders leggen sindsdien op gezette tijden wat bij. Ook nu
mijn vader er niet meer is, zet mijn moeder die gewoonte voort. Ze schrijft en
belt met regelmaat met Ibu Sulyum. Als mijn ouders in Indonesië waren, gingen
ze haar altijd opzoeken. Nu voor het eerst was mijn moeder er zonder mijn
vader, en met haar kinderen en schoondochter. Dat was voor ons allemaal heel
bijzonder. Ibu Sulyum had Stefan en mij voor het laatst gezien toen we nog heel
klein waren.
Ik kon het niet helpen deze dagtocht te vergelijken met een
dagtocht die ik op de dag af (15 juli) één maand eerder aflegde, naar het dorpje van mijn zieke vriendin in KwaZulu-Natal. De culturen en landschappen
van KwaZulu-Natal en Jawa Tengah zijn niet vergelijkbaar, maar de
omstandigheden waarin mensen leven misschien wel. Net als vorige maand reed ik twee uur vanuit
de stad naar een arm dorpje met traditionele huizen in de heuvels. Net als toen
hield ik het niet droog – toen door de ziekte van mijn vriendin, nu door het
verlies van mijn vader.
Voor mijn vriendin in KwaZulu-Natal was ik een weldoener,
hetgeen bleek uit de Zoeloenaam die ik jaren geleden al van haar heb gekregen:
Nompilo (mother of health). Ik voelde dat mijn vader nog steeds ook zo’n
weldoener voor Ibu Sulyum is. Er is (hoop ik dan) veel meer dan alleen
weldoenerschap. Er is een gedeelde geschiedenis, gehechtheid, verbondenheid,
maar op de achtergrond is steeds die onvermijdelijke dankbaarheid, en de
vereerdheid om grote witte mensen op bezoek te hebben. Daar word ik blij en
verdrietig van.
Net als in Zuid-Afrika kun je niet bij het juiste huis in
het juiste gehuchtje uitkomen als je niet iemand in je auto hebt zitten die er
woont. Dus Ibu Sulyum kwam ons tegemoet en stond al een half uur op ons te
wachten bij de bushalte van Karangmojo toen we aan kwamen rijden. We reden naar haar huis, een eenvoudig maar
heerlijk ruim huis tussen de djatibomen en bananenbomen.
Toen we er binnenliepen was dit het eerste wat we zagen –
kijk eens linksonder naast de deur!
Het sprookjeshuwelijk van Stefan en Christine hangt nu in
volle glorie midden in een desa in Midden-Java. We hebben maar meteen een foto
van de foto gemaakt, met de hoofdpersonen, die we natuurlijk ook onmiddellijk
naar Ibu Sulyum gaan sturen:
Mijn moeder had een mooi fotoalbum gemaakt van mijn vaders
laatste jaren, met veel foto’s van hem in Indonesië. Dat had ze meegenomen. Ibu
Sulyum barstte in tranen uit toen ze de foto’s bekeek en toen gingen we
allemaal mee natuurlijk. Gelukkig had mijn moeder ook nog wat foto’s van Stefan
en mij als kleine kinderen in Indonesië meegenomen, toen konden we allemaal
weer een beetje op adem komen.
We hebben haar tuin bewonderd, waar ze rijst, en pinda’s en
nog wat andere levensmiddelen verbouwt, met de hulp van een buurman, en haar
stukje grond met djatibomen. Dunne sprieten zijn het nog, je kunt je niet
voorstellen dat dit ooit hardhout wordt. Een investering die pas na 50 jaar wat
oplevert, vertelde ze.
Daarna gingen we aan tafel voor een feestmaal van soto ayam,
verse tempé, en verse sambal. Ibu at
zelf niet mee. Ze keek op de rand van haar bed toe hoe wij een gat sloegen in
de gigantische hoeveelheden rijst, kip en groenten terwijl ze ons aanspoorde
meer te eten. Ze vond trouwens wel dat ik een beetje berani (branie) was door
zoveel sambal in mijn soep te doen.
Na het eten maakte ze doggybags voor ons klaar met alle
perkedellen (maisfrikandellen), verse pindakoekjes en stukken tempé die over
waren.
We namen afscheid van haar en we vertrokken naar de zuidkust om even van
zee en strand te genieten. Dat droeg ook lekker bij aan mijn cultural shock.
Minder dan een maand geleden zag ik deze Oceaan nog van Afrikaanse zijde, nu
vanuit De Oost.
Het was overigens erg leuk. Het hele strand zat barstensvol
vakantievierende Indonesiërs. We streken neer onder een parasol met een bankje,
bestelden een drankje en gingen lekker mensen kijken.
Oriëntaals Zandvoort.
Indonesiërs schijnen het concept van zwemkleding niet te kennen; ze springen
met hun kleren aan de zee in, vrouwen zelfs met sluier en al. Toch is het niet
één en al preutsheid. Waar mannen en vrouwen tijdens een selamatan strikt
gescheiden zitten, waren de strandtoiletten gemengd en renden er hordes blote
jongetjes met besneden piemeltjes de douche in en uit. Wij kregen zelf
overigens ook behoorlijk wat bekijks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten