donderdag 5 juli 2018

Privilege

Een pijnlijk maar geenszins uniek gegeven is dat ik in hoegenaamd koloniale omstandigheden een boek aan het schrijven ben waarin ik harde noten kraak over expliciete en impliciete koloniale verhoudingen in Zuid-Afrika en de wereld. Intussen lees ik 's avonds Hella Haasses Heren van de Thee waarin de hechte maar verwrongen verwevenheid van mensenlevens in koloniale omstandigheden zo mooi verwoord wordt. Toch zijn alleen van degenen die de lakens konden uitdelen de personages uitgewerkt. De gekoloniseerden zijn decor...

Ik was er van uitgegaan dat er altijd ook nog andere gasten zouden zijn in Upala Java Huise; mijn huisbaas verhuurt immers twee huisjes. Maar ik heb nog helemaal geen andere gasten gezien. Dus ik kan alle gemeenschappelijke ruimtes voor mezelf gebruiken. Overdag is mijn huisbaas naar zijn werk en vanaf vanavond is hij meer dan een week in Jakarta voor zaken. Dan heb ik het rijk helemaal voor mij alleen.

Ik ben een makkelijke gast voor hem, denk ik, want ik kan geheel zelfstandig overal heen, heb Indonesische kennissen en vrienden die me entertainen en ik spreek Indonesisch. Dus ik kan rechtstreeks met de mensen praten die mijn leven hier zo koloniaal maken. Je kan alles aan hun vragen, zegt de huisbaas, maar ik hoef helemaal niets te vragen.

Ik raak binnen de kortste keren weer gewend aan dat niet hoeven vragen: de vuile vaat wordt vanzelf weer schoon, mijn bed is elke dag verschoond, mijn koelkast staat altijd vol lekkere dingen, vloeren onder mijn voeten worden elke morgen in stilte gedweild, maar een praatje kan ook altijd als ik daar zin in heb. En de loszittende standaard van mijn fiets was zomaar ineeens vastgeknutseld!

Nu heb ik wel geïnvesteerd in mijn relaties hier. Mas Yudi en Mbak Nonik komen uit het dorp en zijn er elke dag tussen 8 en 4, en nu mijn huisbaas in Jakarta is, is Mas Yudi er 's nachts ook om een oogje in het zeil te houden. Toen ik een grote taart had gekregen van een kennis van me, als welkomstcadeautje, heb ik gezorgd dat ik die met iedereen hier gedeeld heb. Dat viel in goede aarde.

En Mbak Nonik vertelt me hoe leuk ze het vindt dat ze nu eindelijke eens met een buitenlandse gast kan praten; ze vraagt me de oren van het hoofd: hoe Nederland is, hoe lang het duurt om daar te komen, hoe duur dat dan is. En ik vind het ook heel leuk om met haar te kunnen praten, al weet ik opvallend genoeg nog niet zoveel van haar... Waar en bij wie ligt die nauwelijks bewuste aanname dat mijn leven meer het bevragen waard is dan het hare?

Het feit dat de meeste van mijn Indonesische vrienden ook zo leven, maakt mijn ongemakkelijkheid hierover wat minder. Ik ruim mijn eigen rotzooi achter mijn kont op, ik bak 's avonds zelf mijn omeletje, breng zelf mijn vuile was naar de wasvrouw en hang zelf mijn gebruikte handdoeken over het handdoekenrek. Tjongejongejongejonge. Verder hoef ik alleen maar woorden te schrappen uit mijn anti-koloniale boek en te fietsen. Wat een leven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...