zondag 1 juli 2018

Bamboebos

Mijn Yogyanese vrienden vinden het stoer dat ik ergens in een dorpje aan de rivier in een bamboebos ben gaan zitten - zeven weken lang - maar ze vinden het ook een beetje getikt. Het is er stil (sepi - geen positieve aanduiding), er is geen barst te beleven, en je zit midden in de bamboe. Bamboebossen, zei Mas Erie gisteren: brrr, daar zitten geheid slangen, zeker als het aan de rivier is.
Nu wist ik dat allang, maar ik had dat gemakshalve maar even vergeten toen ik hier aankwam. Mijn ouders zeiden het vroeger altijd: niet bij de bamboebossen spelen, daar zitten slangen. Dus als mijn moeder dit leest, vertel ik haar niets nieuws. Ze heeft die bamboebossen op mijn foto's al lang naast mijn keuken zien staan, toch Mama?

En een paar ochtenden geleden kwam ik dit exemplaar tegen tussen twee bomen op het erf.
Met gestrekte poten bijna zo groot als mijn hand, maar ongevaarlijk: hij vangt zijn prooien immers met een web, niet met een beet. Maar als ik over het bospad fiets, van huis uit zo'n 300-400 meter naar de openbare weg, en ik voel wat spinrag op mijn hoofd (ik steek immers ruim boven auto's uit), dan let ik wel even extra op of er niks aan hangt. Ik zou hem toch niet graag in mijn nek hebben...
Dezelfde waakzaamheid betracht ik nu in en om het huis. Het maakt iets ouds in me wakker wat ik eigenlijk wel prettig vind en wat ook meteen weer went. Een open keuken met kastjes op kniehoogte waar ik af en toe een hand in moet steken voor een vork of een lepel; altijd eerst maar even kijken dus. Tassen niet op de grond zetten maar op tafels of stoelen, schoenen rechtop tegen de muur, eerst kijken voor ik mijn voeten erin steek, enz. Ik heb het allemaal geleerd vroeger. Was eigenlijk heel gewoon. Als twaalfjarige ben ik ook nog eens een keer midden in de nacht in bed op mijn kop gepiest door een loewak - dat heb ik ook overleefd.

En 'sochtends zit nog steeds die hondsbrutale kat onder mijn badkuip - die kan daar ook niet levend onder vandaan springen als er een slang zit. Ik houd maar wel de deksel van mijn plee dicht - zowel tegen de spinnen als de slangen.

Mijn keuken en badkamer zijn open, en mijn huis lijkt open, maar is dicht. Alle quasi-open vensters zijn van glas, anders kun je de airco niet gebruiken. Aanvankelijk vond ik dat jammer - ik slaap liever in de nachtlucht dan in de aircolucht, maar nu vind ik het wel een rustig idee. Voor het slapen gaan, ga ik op mijn bed liggen en schijn met de zaklamp van mijn telefoon onder bed en kasten om te kijken of er niet toch ergens een opgerolde slidderaar in een hoek ligt. Maar dat is tot nu toe niet zo. Dan slaap ik als een roos.

Ter compensatie van al deze griezeligheid moet ik ook nog even melden dat ik hier enorm verwend word. Ik zit niet in een hotel, maar het voelt wel zo: mijn hele huisje wordt elke dag grondig schoongemaakt, mijn huisbaas neemt ongevraagd lekkere dingen voor me mee en komt me die brengen rond theetijd of koffietijd. Dan maken we een praatje en verder laten we elkaar met rust. Hij heeft jaren bij de Wereldbank gewerkt en de hele wereld overgereisd. We spreken Indonesisch, maar als ik het even niet meer weet kan ik het ook in het Engels zeggen. 'savonds draait hij Bach, of prachtige gamelan met een suling. Dan zit ik op mijn platje voor het huis, ik hoor de tokè en de suling samen, of de tokè en Bach, en dan ben ik volmaakt gelukkig. Die slangen maken dan echt geen barst meer uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...