dinsdag 17 juli 2018

Angstbezwering

De paradigmaverschuiving in katten- en hondenvoorkeuren wordt voor onbepaalde tijd uitgesteld nadat ik een goed deel van mijn zondagmiddag doorbracht op de eerste hulp van een klein ziekenhuisje in Bantul, een ruraal voorstadje van Yogya. Slangen, spinnen, hagedissen - die zijn allemaal te bang voor mensen om een gevaar te vormen. Maar die smerige - niet voor niets haramme - rothonden zijn veel gevaarlijker. Ik schrijf er nu pas een blog over omdat ik nu zeker weet dat het helemaal goed komt. En ik ben weer even herinnerd aan de kwetsbaarheid van mijn lichaam.

Ik had zondagmorgen mijn nieuwe conclusie afgeschreven en was de sawahs ingefietst om uit te waaien. Naar Imogiri en terug. Met ruim 30 km in de benen (voor mijn fietsende broer en schoonzus is het niets, maar voor mij wel ;-), reed ik het bospad op naar huis, zoals altijd langs de erven van een aantal buren die allemaal honden hebben.

Die staan meestal achter een hek te blaffen, maar bij Pak Djoko Pekik, een van Indonesië's meest beroemde schilders, lopen die krengen los. In een roedel van een stuk of acht kwamen ze me tegemoet, agressief blaffend. Ik denk dat ze mijn angst roken. Ik hield mijn vaart bewust in, om geen jaaginstinct op te wekken. Maar dat baatte niet. Eentje sprong en hapte.

Ik gaf een schreeuw, van schrik en pijn, en dat hielp. Ze verwijderden zich. De kaken van de hond hadden meer als een klap tegen mijn enkelbeen gevoeld dan als een beet. Maar ik kon desondanks voelen dat de boel openlag. Ik besloot niet te stoppen, de laatste 150 meter naar huis gewoon door te fietsen, en in de rust van mijn eigen tuin de wond te bekijken en schoon te maken.

Alcohol en schone zakdoeken zitten altijd in mijn tas. Ook van mijn moeder geleerd. Het was een hele kleine wond, een schamp, en het bloedde dus ook niet goed, wat ik geen goed nieuws vond. Ik riep Mbak Nonik en Mas Yudi erbij, die in het huis van mijn hospes aan te werk waren.

Ze waren beide heel erg rustig en heel erg alert. We overlegden wat we zouden doen. Naar een dokter gaan als de wond of voet ging gloeien, of nu maar meteen. We besloten voor dat laatste en dat was eigenlijk meer hun beslissing dan de mijne. Ze pakten hun brommers. Ik ging bij Mbak Nonik achterop, Mas Yudi reed er achteraan.

In de uren die daarop volgden weken ze geen moment van mijn zijde. We reden naar de eerste-hulppost om de hoek (de honden van Pak Pekik waren intussen in geen velden of wegen meer te bekennen); de dienstdoende arts had geen middelen om te helpen, maar liet er ook geen misverstand over bestaan dat ik onmiddellijk naar het ziekenhuis moest.

Het dichtstbijzijnde ziekenhuis is in Bantul, dus wij weer op de brommer, eerst langs het huis van Yudi en Nonik om helmen te halen, want we reden zonder. Kennisgemaakt met hun hele familie, allemaal bij elkaar in een kamertje achter een winkeltje met matrassen op de grond: oma's, zogende moeders, hangende neven, en aan flesjes frisdank lurkende nichtjes in schooluniform. Alles ging snel en efficiënt: kennismaken, heel even babbelen, medeleven betonen, helm, en op de brommer naar Bantul.

Op de eerste hulp van het Muhammadiyah-ziekenhuis was net zo'n combinatie van chaotische drukte en stoïcijnse efficiëntie. Het was één zaal, met acht of tien provisorische plekken met brancards waar gereanimeerd of iets anders acuuts gedaan kon worden. Alle plekken waren vol met mensen die verschrikkelijk veel pijn hadden. Slachtoffers van verkeersongevallen die er niet om logen werden langs me heen gereden: improvisorisch gespalkte benen, jongens met hun halve gezicht in de kreukels (zonder helm op de brommer...), etc.. Ze kreunden op een soort van sub-woof-bass toonhoogte, een diepe, dierlijke uiting van pijn.

In het midden van de zaal stonden twee bureautjes met twee piepjonge zaalartsen in witte jassen erachter. Ze hadden nauwelijks dons op hun kin. Terwijl om hen heen de wereld verging, waren zij onverstoorbaar aan het bellen met collega's, en formulieren met anamneses aan het invullen. Ik denk dat het net zo werkt als in Nederland: de co-assistenten hebben dienst op zondagmiddag, en als ze twijfelen bellen ze met hun leidinggevende om de goede beslissing te nemen

Ze vroegen me te gaan zitten op een stoel voor een van de bureautjes en ik moest begrijpelijkerwijs eventjes wachten, maar toen vroegen ze me wat er aan de hand was. Engels was er niet bij, maar dat had ik verwacht. Ik had op de brommer zitten oefenen hoe ik het kon uitleggen in het Indonesisch. En dat is nogal wat, want ik heb een heupprothese. Als die geïnfecteerd raakt, dan kan ik aan de zoveelste heupvervanging of erger. Ik legde uit dat ik eigenlijk met mijn heupkliniek in Nederland zou moeten overleggen welk antibioticum het beste is om dat te voorkomen.

Dat kon niet. Met mijn telefoon kan ik niet naar Nederland bellen. Een telefoon van het ziekenhuis kon ik niet gebruiken. Dus we moesten het doen met wat er was. De artsen wilden niet te lang wachten met toedienen, en ze hadden nog meer te doen.

De zaalarts nam mijn bloeddruk op (130 over 90, en dat na 30 km fietsen bij 34 graden, de schrik en pijn van een hondenbeet, en de concentratie om iets uit te leggen in een taal die je nauwelijks machtig bent, dus over mijn fitheid hoef ik me geen zorgen te maken), hij checkte of de wond goed schoongemaakt was (dat was ie) en belde met een andere arts om het heupprotheseprobleem te bespreken.

Daar kwam een voorschrift uitrollen. Geen injectie, maar een pillenkuur van vijf dagen en wat pijnstillers. Thuis kon ik via de wifi Johan bellen en ik vroeg hem bij de Maartenskliniek te checken of voorgeschreven antibioticakuur wel een afdoende antwoord zou zijn op het infectiegevaar van de prothese. Dat bleek zo te zijn. In de Maartenskliniek zouden ze precies hetzelfde hebben voorgeschreven in dezelfde dosis.

Dus dat was 1-0 voor mij en voor de donzige zaalartsen van Muhammadiyah, maar gerust was ik toch niet, omdat ze bij de Maartenskliniek lieten weten dat de behandeling geen garantie was voor een goede afloop van de zaak, en zeker niet door de gebruiksaanwijzing die op mijn zakje medicijnen stond: 2 x daags, kuur geheel afmaken, innemen tijdens of na het eten, gebruiken volgens voorschrift arts en dan als laatste voorschrift: "Bid tot Allah voor u dit medicijn inneemt" met de impliciete maar niet te missen boodschap: "als het niet afdoende werkt, heb je niet hard genoeg gebeden."
Het wees me weer op de zekerheden die ik nodig heb als ik geconfronteerd word met mijn kwetsbaarheid. Hoe bezweer ik mijn angst het beste? Door alles te doen wat ik kan doen om een mogelijke ramp te voorkomen. Voor iemand uit een dorpje bij Bantul is dat bidden tot Allah. Voor mij is dat aan iedereen die voor mij medische autoriteit heeft vragen wat er moet gebeuren om zo'n rampenscenario voor te zijn. Dus ik ging de volgende dag - ook op aanraden van Johan als lid van het nog steeds werkzame heupteam - naar het ziekenhuis dat ik zelf het beste ken en dat als beste in Yogya aangeschreven staat: het Panti Rapih, om de hoek van waar ik ben opgegroeid, naast de universiteit.

Panti Rapih is door Nederlandse zusters opgericht in de jaren twintig. Heel katholiek Indonesië lijkt verzameld in dat ziekenhuis. De artsen die er werken heten Stephanus en Yosef, Maria en Lucia, ook al zit er ook een enkele Mochamad tussen. Vrouwen (zowel staf als patiënten) lopen zonder hoofddoek, behalve de nonnen die er ook nog steeds zijn. Aan elke pilaar hangt een kruis met een lijdende Christus.

Vrouwelijke patiënten (alle patiënten) worden aangesproken met Nyonya, iets wat ik in geen 30 jaar meer gehoord heb. Toen ik heel klein was werd mijn moeder nog wel eens Nyonya genoemd door de mensen die wij vroeger "de bediendes" noemden, maar dat werd al heel lang geleden gewoon Ibu. Een overgang van Vrouwe naar Mevrouw ongeveer, of van Your Ladyship naar Madam.

Ik heb de hele maandagmiddag doorgebracht in Panti Rapih: wachten, nummertje trekken, basisarts spreken, nog zelfde dag doorverwezen naar de orthopeed, weer een nummertje trekken, systeem doorkrijgen hoe je je briefje met nummertje eerst aan de assistent van de arts moet geven (kloppen op de deur - deur op een kier  want er is intussen een andere patiënt binnen - briefje aangeven - deur weer dicht - wachten tot je opgeroepen wordt).

Terwijl ik zat te wachten heb ik me afgevraagd waarom al dat ge-Nyonya, de bijbelse doktersnamen en de kruizen aan de muur me zo geruststelden.  Een lijdende Christus aan elke pilaar is immers net zulke bijgelovige zooi als "Bid tot Allah voor gebruik". En de artsen van Muhammadiyah hadden precies het juiste gedaan, bevestigde ook de opperorthopeed van Panti Rapih die ik aan het eind van de dag te spreken kreeg.

Deze dr. Alexander Matius was weer een stereotype orthopeed: volstrekt overtuigd van zichzelf. Wel drie woorden Engels, maar dat was maar goed ook, want hij sprak zo snel Indonesisch, ondanks mijn herhaalde mededeling dat ik het niet goed kon volgen, dat we het Engels nodig hadden. Al dat wachten had me piekerig gemaakt; ik had scenario's bedacht: "de orthopeed moet de Maartenskliniek kunnen bellen als ik koorts krijg, repatriëring overwegen, enz."

Toen hij het wondje en mijn been zag, zei hij: "U bent gewoon bang." Dat beaamde ik. "Er is niets aan de hand" zei hij. "Maar wat als ik koorts krijg" zei ik. "Wat gaan we dan doen?" "U krijgt geen koorts" zei hij, "want er is helemaal geen ontsteking. De wond is schoon en zo goed als dicht, niet rood, niet gezwollen, het been is gezond. Als u de wond schoonhoudt, kan er niets gebeuren met uw prothese." 

Hij checkte het antibioticumvoorschrift, drukte me op het hart de kuur af te maken en binnen 5 minuten stond ik weer buiten. Een ouderwetse arts is net als Allah: "als u mij gelooft komt alles goed." Hij heeft alleen wat meer kennis van zaken, hetgeen voor mij nodig is om hem te kunnen geloven. Maar het mechanisme van angstbezwering werkt hetzelfde. Iemand vertelt je dat het goedkomt en neemt twijfel weg. Ik ben gerustgesteld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...