maandag 4 juli 2022

Weerzien

Het heeft iets diepzinnigs, het woord "weerzien". Net als het woord "vaarwel" is het meer dan doei of hoi-hier-ben-ik-weer zeggen. Misschien is het de pandemie die dat gewicht geeft aan mijn terugkeer hier; misschien ook mijn werk. Ik ben hier drie jaar niet geweest, en in die tijd heb ik me nog verder verdiept in het koloniale verleden dat Indonesië en Nederland delen. Dat heeft me veranderd, al had ik er al heel erg veel van meegekregen van mijn eigen ouders: de kritische benadering ervan, maar ook het bewustzijn dat ik er onderdeel van ben. 

Tijdens de pandemie zijn er momenten geweest dat ik het gevoel had dat het er misschien niet meer van zou komen: ooit nog naar Indonesië gaan. Er zijn ook momenten geweest dat ik het gevoel had dat ik nooit meer in een koor zou kunnen zingen. Of mijn vrienden zou kunnen knuffelen. De pandemie is nog verre van over, maar deze dingen kunnen weer, met mate en beleid. Met Citra en Koes concludeerde ik dat de pandemie ons leven blijvend veranderd heeft en niet alleen ten slechte. Alle comfortabele middenklasse-mensen zoals wij drieën hebben onze prioriteiten beter op orde en waarderen de gemakken van ons leven meer. 

En de mensen hier die een moeilijker bestaan hebben vragen zich (soms hardop) af waarom de wereld op slot moet als er eindelijk eens een ziekte de kop opsteekt waar ook Europeanen en Noord-Amerikanen bang voor moeten zijn. Er zijn hier genoeg ziektes om nog veel banger voor te zijn (malaria, tyfus, dysenterie, hepatitis-en) en alleen de comfortabele middenklasse-mensen kunnen zich daar met vaccins en schoon drinkwater tegen beschermen. Dus waar zeuren die mensen over. 

Maar het weerzien was dus groots. In mijn herinnering grootser dan toen ik in 2013 na bijna 20 jaar weer voor het eerst naar Indonesië ging met mijn familie. Destijds wist ik niet wat ik moest verwachten, of ik er nog wel zou kunnen, mogen of willen zijn. Nu heb ik die twijfel niet. Ik heb hier collega's, vrienden en dingen te doen. En ik weet dat ik diep gehecht ben aan de geuren, geluiden, taal, muziek en lucht die ik in 2013 netjes opgeborgen had in een jeugdherinnering.

De reis verliep uiterst voorspoedig. In 20 uur overbrugde ik zo'n 13.000 km in die rare vliegtuigcabine waar geen plaats en tijd is, geen dag en geen nacht, alleen geloei van motoren, wat h/bollywoodkauwgum om de zombietijd te doden, en af en toe een huilende baby. 

De overgang van de ene naar de andere wereld met de vliegtuigcabine als desoriënterende loze ruimte was in mijn kindertijd categorischer. Tegenwoordig spreek ik ook Indonesisch in Nederland, want ik ken daar een keur aan Indonesiërs, ik maak er Indonesische muziek (de gamelanworkshop van de UvA) en online spreek ik mijn Indonesische vrienden en collega's geregeld.

Maar categorisch blijft het om van het Nederlandse compartiment van mijn leven naar het Indonesische te gaan, zeker ook omdat die jeugdherinnering zo sterk is. Ik reis niet alleen ruimtelijk maar ook in de tijd. Dat is magisch.

Zodra ik het ge-airconditionde vliegveld afkwam: die lucht. Het is de temperatuur, de geur, de luchtvochtigheid, maar het is niet alleen dat. Binnen enkele uren is mijn huid veranderd: soepeler, met open poriën en geprononceerde aderen. Ik moet me rustiger bewegen, mijn stem anders gebruiken.

Citra en Koes stonden me op te wachten bij de nieuwe luchthaven van Yogya, wel een uur rijden buiten de stad. We vlogen elkaar in de armen, juichen, knuffelen, lachen, we moesten allemaal bijna huilen, maar net niet helemaal. Emotionele impulscontrole is belangrijker hier. En de bijna-emoties (of wat ik als bijna-emotie ervaar) worden daarmee betekenisvoller.

In de auto was het als vanouds. We hebben veel gereisd met ons drieën, in de Gunung Kidul, op Sumba en Timor. Dan zit Koes op de achterbank grapjes te maken om ons op de kast te jagen, terwijl Citra en ik hem proberen uit zijn tent te lokken. Allemaal met subtiele insinuaties en dubbele bodems, verhulde complimenten en verwijzingen naar vroegere grapjes. Vermengd en afgewisseld met serieuze gesprekken over echte dingen: de pandemie, ons werk, onze families. Het is echt ironie van een andere orde. Ik was verbijsterd dat ik dat meteen weer een beetje kon "lezen" en er zelfs in beperkte mate - met wat welwillendheid van mijn gesprekspartners - aan kon deelnemen in het Indonesisch. We moesten zo ontzettend lachen. 

Het was alsof ik niet weggeweest was. Drie jaar niet geweten of ik terug kon en daar is alles weer: het roadtrip-gevoel, over de hobbelwegen en smalle bruggen naar de stad, stoppen aan de kant van de weg voor een kommetje soto ayam en thee. Wat heb ik het gemist. En we konden gewoon verder waar we gebleven waren. Nooit op durven hopen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...