zondag 25 augustus 2019

Lichaamstaal

Nu ik meegelopen heb met de carnavalsoptocht herkent iedereen me in de kampung en stopt om een praatje te maken, want iedereen weet nu ook dat ik Indonesisch spreek.

De oude moeder van de buurvrouw die me uitnodigde, zwaait elke ochtend uitbundig naar me vanaf haar platje voor het huis. Ze is heel oud en heel breekbaar. Als je tegen haar aanblaast kan ze al omvallen. Maar ze zit veilig in haar stoel, en zwaait en zwaait en zwaait maar.

Een oudere meneer op een brommer stopte vanmorgen ook even om me aan te spreken. Hij had een klein jongetje achterop. Mijn kleinkind, zei hij trots. Nummer 17. Oh, wat veel kleinkinderen hebt u, zei ik. Hoe heet hij? Daar moest hij even heel diep over nadenken, noemde na veel aarzelen een naam (die ik weer vergeten ben) en reed toen maar snel weer door.

Ik wil niet naar huis maar vanavond vertrek ik. En ik post het blog als ik al weer thuis ben om te kunnen schrijven over de fysieke impact van de verplaatsing van het ene land naar het andere. Het gevoel van ontworteling dat ik telkens weer voel en herken van vroeger, toen we elk jaar op en neer gingen: drie maanden Indonesië, negen maanden Nederland.

Ik maak de verplaatsing nu omdat ik het wil en niet omdat ik het moet. Ik ben bevoorrecht. Ik vraag me vaak af hoe die ontworteling voelt als je ertoe gedwongen bent, zoals mijn vader in 1956, of - van een heel andere orde - huidige vluchtelingen die Europa levend weten te bereiken. Met de wetenschap dat je misschien wel niet meer terug kunt keren.

Maar omdat ik in beide landen min of meer gewend ben, en ze als een soort thuis ervaar (hoewel ik meer thuis ben in Nederland dan in Indonesië, al voelt dat nu even niet zo), kan ik reflecteren op de lichamelijkheid van het daar zijn en het hier zijn.

Mijn allerbeste vrienden uit Nederland die een paar dagen op bezoek waren in Yogya wierpen er ook nieuw licht op: ze gaven aan een andere Barbara te zien. En terwijl het voor mij niet voelt alsof ik in Indonesië iemand anders ben dan in Nederland, realiseer ik me dat ik me in Indonesië wel degelijk anders gedraag, en een kant van mezelf laat zien die ik in Nederland niet laat zien. Al die 20 jaar dat ik niet in Indonesië was, heb ik die kant dus ook niet echt getoond, terwijl die wel een deel van mezelf is.

Dat gedrag hangt samen met mijn positie in Yogya, als vrouw, wetenschapper, Nederlander, ... die heel complex is. Een vrouw in Indonesië is iemand anders dan een vrouw in Nederland. De Javaanse cultuur is veel patriarchaler. Er wordt in Indonesië meer vrouwelijkheid van mij verwacht dan in Nederland en ik probeer me daar - of ik het nu wil of niet - aan aan te passen. Tegelijkertijd is mijn lichaam in Indonesië enorm. Ik ben eenvoudigweg overal en altijd véél groter en véél breder dan de langste man.

Daar maak ik gebruik van, net als van mijn witheid. Als ik iets zeg, of het nou tijdens een expert meeting op de universiteit is of op straat, dan wordt dat door iedereen (mannen en vrouwen, niet-witten en misschien ook wel witten) serieuzer genomen dan als Citra of andere collega's van gelijk statuur hetzelfde zeggen in elegantere formuleringen. En ik kan niet anders dan daar in een debat (ook) op inzetten.

Ik heb er ook last van. Ik voel me enorm groot en lomp hier. Sta onbedoeld letterlijk op mensen hun tenen, stoot mijn hoofd tegen de deurpost, zak door een krakkemikkige stoel, sta in de weg omdat ik nergens heen kan.

En ik probeer dat te compenseren door me - voor zover dat gaat - een beetje Javaans te gedragen. Geen knijpend harde hand geven, niet te hard praten, me even wat kleiner maken als ik langs iemand loop, gaan zitten als ik met iemand praat om niet fysiek boven iemand uit te torenen, mijn schoenen uitdoen voor ik bij iemand binnenloop. Dat doen mannen net zozeer als vrouwen hier, en het is een lichamelijk besef van beleefdheid, dat ik een klein beetje heb van vroeger, net als mijn beheersing van de taal, die zeker niet perfect is, maar waarmee ik wel kan laten zien dat ik mijn best doe. En dat wordt erg gewaardeerd.

Die belichaming heeft een direct verband met manieren van communicatie: Op Java laat je nooit het achterste van je tong zien, toon je nooit directe emoties. Daardoor heb je genoeg aan een hint van anderen als er iets wel of niet goed zit. Best vermoeiend, ik moet er niet aan denken dit het hele jaar door zo te moeten doen, maar het zit nog wel ergens in mijn ruggengraat, want mijn ouders hadden er ook een heel goed gevoel voor. Dat heb ik meegekregen van hen. En nu is het een belichaamd begrijpen.

Bovendien kan ik me als Londo (Javaans voor Belanda) wel degelijk enige directheid permitteren, niet alleen omdat ik bevoorrecht wit ben, maar ook omdat een niet-Javaan nu eenmaal niet 100% Javaans hoeft te doen. Dus veel van mijn Javaanse vrienden maken dáár weer gebruik van. Dan is er iets misgegaan bij iemand en dat kun je hier absoluut niet direct tegen iemand zeggen, maar omdat ik toch een lompe Londo ben komen ze dan aan mij vragen of ik het wil doen: de hete kastanjes uit het vuur halen, en een pietsiebietsie directer zijn dan zij zich kunnen veroorloven, maar ik doe dat voor mijn Nederlandse gevoel nog steeds op kousevoeten.

En door die subtiele hints en indirecte communicatie voel ik de patriarchale verwachtingen heengeweven zitten. En dat is maar één dimensie van de vele hiërarchische verschillen die er op Java tussen mensen worden verondersteld en aangebracht. Het zal nooit worden uitgesproken, maar wat mannen zeggen wordt serieuzer genomen dan wat vrouwen zeggen. Over wat oude wetenschappers (vaker mannen) zeggen wordt belangrijker gedaan dan over wat jonge wetenschappers (vaker vrouwen) zeggen. Ondanks mijn witheid en mijn fysieke lengte blijf ik wel een vrouw. Dat voel ik, ook al kan ik er geen vinger op leggen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat deze patriarchale verwachtingen ook in Europa en Noord-Amerika nog alom tegenwoordig zijn, en wellicht zelfs geïnternaliseerd. Docenten die zich online (dus onzichtbaar) uitgeven voor vrouw (ongeacht of ze man of vrouw zijn) worden systematisch lager ingeschat door mannelijke én vrouwelijke studenten dan als ze zich uitgeven voor man.

En in dat opzicht is het patriarchaat op Java wellicht directer (!) dan dat in Europa, maar niet eens noodzakelijkerwijs sterker. Voor mijn gevoel althans, en voor mijn lijf, dat bij terugkeer naar Europa weer een andere taal moet "spreken" (om over Zoeloe Zuid-Afrika nog maar te zwijgen).

Dat mijn lijf zich fysiek aan moet passen merk ik aan mijn huid, mijn nagels en mijn haren, de lichaamsdelen en organen die ik het meest direct kan waarnemen. Na de overtocht voelen ze anders aan, veranderen vrijwel onmiddellijk van textuur (minder soepel en leerachtiger in NL) voordat ze geleidelijk van kleur veranderen. Het is dus mijn hele lijf dat altijd weer cultureel opgeschud en in de war is in mijn overtocht van ginder naar hier en terug. En dat laat me voelen dat ik leef....
Vruchtbaarheidsritueel in de Keraton van Yogyakarta, 9 augustus 2019, waaraan mannen en vrouwen deelnemen met ieder hun eigen rollen en taken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...