maandag 12 augustus 2019

Klederdracht

De afgelopen dagen waren Jochem, Stéphanie, Madelief en Stéphanies zus Charlotte in Yogya. Wat leuk was dat - om ze de bijzondere plekken uit mijn Yogyase leven te kunnen laten zien. En behalve leuk was het ook handig dat Stéphanie en Charlotte er waren want zij zijn de achterkleindochters van een van de oprichters van het Museum Sonobudoyo.
Nu heb ik zaken te doen met dat museum, want verschillende mensen vertellen mij dat daar materiaal van Jaap Kunst zou liggen. Dus ik heb een heel Indonesisch trucje uitgehaald. Ik heb een email naar het museum gestuurd met de mededeling dat de achterkleindochters van meneer Sitsen op bezoek zijn en of we een rondleiding zouden kunnen krijgen.
Toen we ons vrijdag meldden bij de ingang, werd meteen de directeur gebeld en we konden rechtstreeks door naar zijn kantoor, waar ik behalve het oprichtersverhaal mijn eigen agenda onder zijn aandacht kon brengen. Het was hetzelfde kantoortje als waar we zes jaar geleden het zilveren doosje van mijn opa hebben afgeleverd. Ik heb dat maar niet weer opgehaald want het was zo al ingewikkeld genoeg en bovendien was er nu een nieuwe directeur.
Het trucje werkte. Ik had daarna meteen contact met hem via de app en hij verwachtte me maandagmorgen om 8 uur, zodat ik met de hoofdcurator kon spreken.
Dus toen ik me vanmorgen om 10 voor 8 meldde, werd ik door een verlaten museum (het was dicht, want maandag en bovendien Idul Adha) meteen weer naar de directeur gebracht die me al stond op te wachten. We liepen naar zijn kantoor en daar stond een rijzige heer, in volle Javaanse klederdracht: een prachtige sarong, een keris op zijn rug, en een blangkon op zijn hoofd: het was de hoofdcurator.
De kleren maken de man, hier op Java, en de vrouw trouwens ook, en iedereen die daar tussenin zit. Deze meneer zal niet meer dan vijf jaar ouder zijn geweest dan ik, maar hij leek ouder en wijzer door wat hij droeg, althans voor mij. Het zal het patriarchaat wel zijn. Ik was diep onder de indruk. Hij verontschuldigde zich desalniettemin voor zijn uitrusting en legde uit dat het Idul Adha was en dat hij zo in de Keraton verwacht werd voor een ceremonie. Ik bedankte hem voor zijn tijd.
Nadat ik hem uitgelegd had wat ik wilde, bood hij onmiddellijk aan om naar het depot te gaan en een kijkje te nemen. Dat aanbod nam ik graag aan. Het was maar 500 meter verderop, maar hij stond erop dat we de auto namen. Het moet er geinig uit hebben gezien: een museumdirecteur en een curator in volle Javaanse klederdracht aan het stuur van een oude Suzuki met een lange Londo op de achterbank. Ik werd gebracht. Ahum.
In het depot bleken diapositieven en -negatieven te zijn en een behoorlijk aantal 78-toerenplaten. Het is onduidelijk of ze van Kunst zijn, maar daar komen we wel achter, en als het niet zo is, is het ook interessant.
Met twee museummedewerkers, van wie er één een oud-student was van de collega met wie ik aan de universiteit hier werk, heb ik twee uur lang zitten praten, eerst in het depot tussen de platen, en daarna in het kantoortje van de hoofdcurator.
Terwijl we oude tijdschriften doornamen, en de opties bespraken voor manieren waarop ik formeel toegang kon krijgen tot de depots (ze zijn hier net zo strikt als aan de UvA) zette de hoofdcurator zijn rondslingerende blangkon weer op zijn hoofd en stak zijn keris in zijn riem. Hij moest naar de ceremonie... (waarvan een fotoverslag op facebook). En mijn project wordt steeds groter en steeds spannender.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...