woensdag 20 juli 2022

Rinding besi / isiTolotolo

Vorige week kreeg ik een appje van Palmer Keen. Je zou kunnen zeggen (en velen hier zeggen dat ook) dat hij de Jaap Kunst van de 21ste eeuw is. Hij is zeker 15 jaar jonger dan ik, woont hier al jaren, is getrouwd met een Indonesische. Hij heeft geen muziekwetenschap gestudeerd, maar reist al jaren door heel Indonesië om de meest bijzondere muziek op te nemen. Muziek die bijna verdwenen is, maar ook muziek die veel mensen nu eenmaal leuk vinden om te spelen en te zingen. Die zeer professioneel gemaakte opnames deelt hij op zijn website: https://www.auralarchipelago.com/, op facebook: https://web.facebook.com/senimusiknusantara en op Instagram: https://www.instagram.com/auralarchipelago/. Neem vooral een kijkje.

Ik heb enorme bewondering voor zijn werk, hoe hij zich voorbereidt, inleest, alles opneemt met audiovisuele middelen, en zorgvuldig uitlegt in toegankelijke teksten (voor iedereen die Engels leest dan). Terwijl ik opnames maak om daar academische boeken en artikelen over te schrijven (die bijna niemand leest), maakt Palmer de opnames voor de opnames, en om die delen met een zo groot mogelijk publiek dat hij bereikt met sociale media. Dat is zijn manier om de muziek te bewaren. Hij vertelt de mensen met wie hij werkt ook altijd waarom hij zijn opnames van hen graag wil delen en vraagt of dat mag. Hij laat gegevens van zijn website achter, zodat ze zichzelf terug kunnen zien en horen, en het kunnen aangeven als ze er niet tevreden mee zijn. 

Daarmee is zijn soort onderzoek actueler in zijn verspreidingsmethode (sociale media), maar wat ouderwetser in zijn methode. Want wie bepaalt wat bewaard moet worden en wat niet, en wat zijn de gevolgen van zulke exercities voor hoe gemeenschappen zelf waarde toekennen aan hun vormen van  expressie?

Hij appte me spontaan om te vragen of ik zin had mee te gaan naar de Gunung Kidul, een nogal achtergesteld gebied op twee uur rijden van Yogya. Mensen in Karangmojo leven er van wat rijstbouw en anderhalve djatiboom en verder is er niet veel. Ik kom er geregeld omdat een oude kennis van mijn ouders er woont die ik elke keer als ik hier ben trouw opzoek. 

Palmer wilde naar de Gunung Kidul om Ibu (mevrouw) Mugina te zoeken. Ibu Mugina is één van de laatste bespelers van de rinding besi, de metalen mondharp. Hij had haar voor de pandemie ontmoet en toen was ze al erg oud. Tijdens de pandemie was hij het contact verloren, maar nu was hij tegen een kennis aangelopen die dacht dat hij het huis van Ibu Mugina nog wel kon vinden. 

Geen idee of ze nog leeft, zei Palmer, en of ze aanspreekbaar is, maar ik wil het toch proberen want ze is één van de laatsten die het doet, en mondharpen zijn ongelooflijk interessant.

En óf ze interessant zijn. Ik ben vrij uitgebreid in de techniek en geschiedenis van de mondharp gedoken voor mijn onderzoek naar Zuid-Afrikaanse maskanda. Daar heeft de mondharp de onomatopoeietische naam isitolotolo. Overal ter wereld bespeelden mensen vroeger de mondharp, maar ook in Zuid-Afrika zijn de mondharptradities vervangen door ander muzikaal vertier. Desondanks is de techniek van het tokkelen aan de tong van de harp en het spel met boventonen in mond-, neus-, oor- en keelholtes heel belangrijk geweest voor de klank van maskandamuziek en ongetwijfeld nog vele andere tradities ter wereld. En nu kon ik meekijken hoe de mondharp op Java bespeeld wordt/werd. Wat een buitenkansje. 

Dus Palmer en ik huurden een auto (met een chauffeur, Mas Fajar, die een oud-student van Citra bleek [ook hier zijn kunstopleidingen een weg naar allerlei andere beroepen 😬]), en we gingen op de bonnefooi op pad. Mas Iwenk, die voor zijn scriptie over de mondharp alle dorpen van de Gunung Kidul is afgeweest, gidste ons naar het huis van Ibu Mugina. 


Mas Fajar, Mas Palmer, Mbak Barbara, Mas Iwenk

Ibu Mugina was er zowaar nog, en ze was uiterst goed aanspreekbaar. Mas Palmer spreekt een klein mondje Javaans (ik spreek geen woord - totaal anders dan Indonesisch) en dat brak het ijs totaal. Ibu Mugina deelde met ons een aantal liedjes, zoals "Kacang goreng" en "Owel-Awel" - woorden en klanken die soms iets betekenen en daarnaast de klank van de mondharp vertegenwoordigen. Dat is het spannende van de mondharp. De grens tussen een instrument bespelen en zingen wordt arbitrair. Liedjes op de mondharp hebben tot op zekere hoogte voor insiders verstaanbare tekstuele boodschappen. Dat is in de Zoeloetradities ook zo. Daar werd met mondharpspel gewaarschuwd als de (apartheids)politie eraan kwam. Nog een overeenkomst: de mondharp wordt in beide delen van de wereld vrijwel uitsluitend bespeeld door vrouwen. 

Ibu Mugina had de traditie in jaren 60 weer nieuw leven ingeblazen (letterlijk) door met een aantal kennissen te gaan spelen. Vaak unisono, tot groepen van vijf. Voor die tijd kenden mensen de mondharp alleen van horen zeggen, van grootvader en grootmoeder. Niemand bespeelde het instrument toen. "We zijn begonnen met bladeren van de nangkaboom (jackfruit)", vertelde Ibu Mugina. Door aan de steel van het stroeve blad te tokkelen kun je ook een toon produceren waarmee je boventonen in je mond kunt maken. Pas na een tijd ging de plaatselijke smid de instrumentjes (die in Zuid-Afrika massaal en standaard in de fabriek worden gemaakt) maken en toen gingen Ibu Mugina en haar vriendinnen die gebruiken. De techniek was er al. De smid is nu overleden. Niemand kan het instrument meer maken. Maar Ibu Mugina had de hare nog, en Mas Palmer had er ook een paar: uit Rusland, uit de VS. Die werden met interesse uitgeprobeerd. 


Ibu Mugina vertelde dat een vriendin van haar, die een dorp verderop woont, ook nog wel speelde. Ze was alleen bijna al haar tanden kwijt, en die heb je nodig, want daar leg je het frame van de mondharp tegenaan. Grote hilariteit alom. "Ik heb haar al jaren niet gezien, want ik ben slecht ter been en door de pandemie ben ik de deur niet meer uitgeweest", zei Ibu Mugina. "Maar wij hebben een auto", zeiden wij. "Rijdt u maar met ons mee." 


Dat vond ze prachtig. Ze zat naast Palmer op de achterbank van de auto met haar hand op zijn knie (mijn cucu Londo, noemde ze hem, mijn witte kleinkind) en vertelde honderduit over hoe ze vroeger op het land werkte. 


Het weerzien tussen Ibu Wasila en Ibu Mugina was hartelijk en de dames namen plaats om het een en ander te spelen. 

Ibu Mugina speelde "Kacang Goreng" (de volgende links leiden naar korte filmpjes die ik gemaakt heb): https://photos.app.goo.gl/ZWat3wPCZjbjXHZZA 

Daarna probeerden Ibu Mugina en Ibu Wasila op Mas Palmers verzoek de nangkabladeren uit: https://photos.app.goo.gl/cpUZTDUB7mf1Bntw5

En toen ging iedereen de nangkabladeren proberen. Vooral Mas Iwenk bleek erg bedreven: https://photos.app.goo.gl/HSYetdywLS1k3QnaA

Het werd voor iedereen een heel bijzondere namiddag. Voor Ibu Mugina en Ibu Wasila omdat ze na jaren elkaar weer zagen, hun mondharpen weer uit hun doosjes haalden, weer samen speelden, en de rest van het gezelschap konden laten zien wat ze in huis hadden. Dat gezelschap bestond niet alleen uit ons team van vier, maar ook uit een jongere generatie uit Karangmojo. Zij keken werkelijk hun ogen uit. Alsof ze het in Keulen hoorden donderen. En dat is ver van hier... 

"Ik heb dit nog nooit gezien" zei een meisje van een jaar of twintig."Wat is dit?" Het bracht mij weer op van allerlei gepeins. In zijn rol als Cucu Londo had Mas Palmer een stamp-of-approval gegeven op een muziekpraktijk waar niemand eigenlijk nog mee bezig is.

In Zuid-Afrika, meer dan 10 jaar geleden, trof ik iets vergelijkbaars aan. uMama (mevrouw) Nkwanyana, de moeder van de grote maskandagitarist Josepha Nkwanyana (1953-1912), was een van de laatste bespelers van de mondharp in het dorpje Mandeni aan de oevers van de Tugela-rivier in KwaZulu-Natal. In 2009 bezocht ik haar omdat Joe Nkwanyana ons had toevertrouwd dat hij zijn maskandavaardigheden van het isitolotolospel van zijn moeder had opgepikt. Ook toen was ik er met een team van jonge Zoeloe collega's die me hielpen met vertalen en filmen en die zoiets nog nooit gezien of gehoord hadden. 

We moesten uMama Nkwanyana smeken de mondharp weer ter hand te nemen. Ze schaamde zich er een beetje voor: oud, ouderwets, altijd als achterlijk beschouwd in apartheidstijd (zoals alles wat "zwart" was). Als je apartheid als extreme continuering van koloniaal bestuur beschouwt (waar veel voor te zeggen is) dan krijg je een idee van de enorme schade die zulke ideologieën van ongelijkheid hebben aangericht (en nog steeds aanrichten). Pas toen we (witte en stadse mensen) interesse bleven tonen, kreeg uMama Nkwanyana er plezier in. Ze speelde fantastisch en legde ze ons uit welke boodschappen ze met haar spel overbracht. In volgend fragment spreekt/speelt ze over "mannen die naar Johannesburg (eGoli) gaan om te werken (sebenza)": https://photos.app.goo.gl/EEPxwE7K7KxgQeX68

Als ik niet uitkijk word ik nog eens zo'n vermaledijde ouderwetse vergelijkende muziekwetenschapper...

2 opmerkingen:

  1. "zo'n vermaledijde ouderwetse vergelijkende muziekwetenschapper..." Hahahaha, ik zeg maar zo ik zeg maar niks. Toch moest ik meer aan Lomax denken dan aan Kunst. Terzijde: maledien is ontleend aan Latijn maledīcere ', een samenstelling van malus 'slecht', en dīcere 'zeggen, spreken'.

    BeantwoordenVerwijderen

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...