In Bukit Lawang
hebben we een hotel midden in het bos – je moet met een hangbrug de rivier
over, en dan ben je in een omgeving met overweldigende geluiden: het geruis van
de rivier, het geroep van kikkers, apen en krekels. Het aantal decibellen is oorverdovend,
en toch val ik er zo bij in slaap. De badkamers zijn half buiten. Ik sta te
baaien tussen de tropische vruchtenbomen. Als ik een paar pondjes van dat
peuter- c.q. bierpensje afkrijg kan ik zo in een shampooreclame!
Het bos bij Bukit Lawang en Tangkahan is voor een deel
oerbos, oerwoud met een overweldigende diversiteit aan planten en beesten. Maar
voor een steeds groter deel is het ook palmolieplantage. Kilometers achter
elkaar palmbomen in strakke rijen om palmolie van te winnen. Miljoenen voetbalvelden met regenwoud zijn er voor omgekapt en
afgebrand. De biodiversiteit van de omgeving en het leefgebied van de
oerwoudbewoners zijn ernstig in gevaar. Tot zover de milieuvriendelijkheid van
biobrandstof.
Dat geeft ook ruimte voor een nieuwe markt: ecotoerisme. We
reizen de komende week een keur aan milieubewuste lodges af die in samenwerking
met het WNF en andere NGO’s mileubewuste
safari’s organiseren. De hoogtepunten zijn tochten op een olifant en
ontmoetingen met orang oetans.
In het vliegtuig op weg naar Indonesië lazen we een bericht
in de Volkskrant dat safari-olifanten in ZO-Azië als jonkie bij hun moeder
worden weggehaald (waarvoor de woedende moeder afgeschoten moet worden) en over
mishandelde apen. Waaahhh. Maar met het WNF erachter vertrouwen we het wel: de
olifanten zijn exemplaren die door de opkomende plantages hun leefgebied hebben
verloren en samen met rangers patrouilleren tegen illegale boskap, en de orang oetans die we (als we geluk hebben) kunnen spotten in het
oerwoud zijn de 25 exemplaren die half tam zijn en gevoerd worden. Ze zijn de
ambassadeurs voor de 6000 tot 7000 orang oetans die er in het wild leven en die
met rust gelaten moeten worden.
Vanochtend zijn we om 6 uur gaan lopen in het oerwoud. Ik
kreeg van onze gids twee nordic-walking-stokken mee en had dus plotseling twee
ankerpunten meer. Die had ik wel nodig over de glibberige paadjes. De stokken
zogen zich vast in de modder. We moesten onze sokken over onze broek aantrekken
tegen de bloedzuigers. We werkten ons tussen en onder overhangende lianen door
en klommen over enorme wortels die half uit de grond staken. Geweldig om dit,
ondanks mijn krakkemikkige heupen, toch te kunnen doen.
We kregen ontbijt op een open plekje in het bos en
vervolgden onze tocht op zoek naar apen en andere beesten. Onze gids maakte
apengeluiden om apen te lokken.
En daar kwam ze aan, slingerend aan de
boomtakken: Sepi, een 16-jarig bosmens (orang hutan) met haar kindje van 3
maanden. De halftamme orang oetans hebben namen en kennen de gidsen. Als ze de
roep van de gids horen, weten ze dat er lekkernijen op hen staan te wachten:
banaantjes, worteltjes en rambutans. En dan komen ze.
Net mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten