Hier in Tangkahan weet ik nu wat vochtigheid is. Yogya heeft
een soft Middellandse-Zeeklimaat vergeleken met hier in de rimboe. Hier gutst het zweet me al van
mijn lijf als ik mijn haar invlecht, of mijn badpak aantrek. Dan duurt het even
voor ik weer droog ben. Eigenlijk word ik nog het droogst als ik me ga baaien
met koud water. Dan gaat mijn lijf ietsje minder hard zweten.
Het doet me denken aan het legendarische boek De Hongertocht
van M Székely-Lulofs over een Nederlandse legereenheid die aan het begin van de
twintigste eeuw verdwaalt in het oerwoud op patrouille naar Aceh. Dat is hier
om de hoek. Als je weet welke hoek het is. Wekenlang zwerft de legereenheid
rond, en ze rotten allemaal langzaam weg. Geen grote teen ontsnapt aan de
drukkende, broeierige vochtigheid.
Vanacht ging het regenen. Regen in de tropen is geen regen
maar een kraan die boven ergens aangezet wordt. Stralen. Loodrecht naar
beneden. Paadjes worden beekjes, rivieren worden kolkende stromen.
En toen ik vanmorgen wakker werd – en het nog steeds regende
– voelde mijn huid plakkerig en klam. Mijn haar dat gisteren nat geworden was,
was nog steeds niet droog. (Het was overigens nat geworden omdat ik onder een beeldschone
waterval was gaan staan. Ik kan alsnog in de shampooreclame! Met pensje. En dat had ik ook al niet bewust
aan de tokè gevraagd. Hij kent mijn verlangens beter dan ikzelf.)
Water is ook leven, met name de rivier. Ons hotel hangt
erboven. Er zijn vele manieren om de
rivier over te steken. Er is een hangbrug, net zo’n mooie als in Bukit Lawang,
die gaat schommelen als je erover heenloopt. Met veel mensen over die brug
lopen is dus heel spannend.
Je kunt de rivier ook over op een pontje met een
rieten dak.
En je kunt de rivier te voet doorwaden. Dan moet je wel
weten waar je dat moet doen; de stroming is anders zo sterk dat je omvalt, en
je wordt sowieso tot je middel nat, weet ik intussen uit eigen ervaring. En dat
droogt dan weer niet.
Ik bekijk de rivier daarom ook graag van een afstand, met
een koud condensdruppelend biertje vanuit het restaurant: stoere Batakkers die met ontblote bovenlijven een bad nemen. Hmmmmm.
Je kunt de rivier ook over op de rug van een Sumatraanse
olifant. Dat hebben we vandaag gedaan, en ondanks het tacky toerisme – met
gidsen die voor aap spelen en landgenoten die midden in de jungle klagen dat ze
beesten aangetroffen hebben in hun hotelkamer (waarom gaan die mensen niet
gewoon naar een strand op Ibiza?) – was het een geweldige ervaring.
We mochten de olifanten eerst baden. En toen snoepjes geven:
banaantjes, bamboe, ananas. Daarna mochten ze ons natpuiten met hun slurf. Water
of olifantensnot? In ieder geval waren we weer lekker nat.
En daarna mochten we op hun rug rijden (hoewel een hengstig
mannetje eerst een andere rug op wilde – tot zover het begrip olifantenlul [bij zijn linkerachterpoot]).
En
ze staken met ons wel drie keer de machtige rivier over. Zonder dat we natte
voeten kregen.
Er is nog een manier om de rivier over te steken. In een oude autoband. Dat heet hier tubing. Er gaan gruwelijke verhalen over tubing in Zuid-Oost Azië. Vadzige witten die zich in een autoband de rivier af laten zakken terwijl ze zich vol laten lopen met bier en brallend het oerwoud onveilig maken.
Maar in onze ecolodge gaat het er gemoedelijker aan toe. We
dreven met ons vieren de rivier af, terwijl ik met de gids gesprekken voerde
over de ecologische voor- en nadelen van toerisme. Er zijn
geen foto’s van. Ik wil geen natte camera.
Maar de meest integrale ervaring van nattigheid geeft het
oerwoud zelf. Waar het vocht in mistige nevels tussen de bomen omhoog stijgt. Waar
de grond niet alleen glad wordt, maar waar je – door de vochtigheid – ook door
ontbindend bodemmateriaal heenzakt. Waar de bladeren zwaar worden van de regen
die van boven komt en de lianen glibberig worden en geen houvast meer bieden.
Waar de bloedzuigers bij bosjes je enkels bespringen.
Ik was voor het eerst van mijn leven in een oerwoud
terwijl het regende. Het was een wandeltje van een uur. Ik weet dat ik dat kan.
Martha, Stefan en Christine hadden niet zo’n zin om nat te worden. Dus ik ging
in mijn eentje met twee gidsen. Abu ging voorop en wees de weg. Rudi liep
achter me, en maande me om de zoveel tijd om even stil te staan zodat hij een
bloedzuiger van mijn schoen kon trekken. Het was geweldig. Dat druipende woud.
Het vocht op je lijf dat zweet, regen, rivierwater en wegdrijvende anti-insectencrème
tegelijk is. En ook het geruis van de regen wordt één met de tsjirpende krekels en zoemende insecten. Het stereotiepe gevoel van OER.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten