dinsdag 3 september 2013

Jungle-Lodge-jongens

Na de Jungle Lodge in het broeierige Tangkahan zijn we nu aangeland in Berastagi, op 1300 meter hoogte, met uitzicht op onze volgende vulkaan, de Subayak. Wat een opluchting, letterlijk: heldere lucht, direct licht, minder warm, kleren en huid die misschien wel weer droog kunnen worden.
Uitzicht uit mijn hotelkamer op de krater van de Subayak

En ruime, schone, lichte kamers die toch wel veel lekkerder zijn dan het duistere houten huisje op palen waar ik samen met Martha in kampeerde, en waar we de badkamer moesten delen met een rat. (Waarom ga ik niet naar een strand op Ibiza?)

Naast een hele rits hotels, hebben we de afgelopen weken gidsen in alle soorten langs zien komen: oude mannen, jonge vrouwen, islamieten, christenen, stille nelissen en een behoorlijk aantal ADHD-types die zich in alle bochten wringen om je het naar de zin te maken.

De Jungle Lodge zat goed in de ADHD-types. Jonge vlotte jongens die je overstelpen met vragen en kletspraatjes, en de eindeloze trotse herhaling van 4 woorden Nederlands. Leuk en makkelijk voor contact, maar soms ook een beetje geforceerd en overweldigend.

Ondanks de hypergidsen, het niet doorkomen van bestellingen, en het gebrek aan comfort was de Jungle Lodge bijzonder. Elke avond verzamelden de idealistische en milieubewuste rangers zich in het restaurant met een gitaar en wat akkoordschema's van popklassiekers. Dan werd er heeeeel vals gezongen, wat oneindig veel beter was dan het sopraansaxofoontje met de liftmuziek in andere hotels. Eén van de vrouwelijke toeristen is blijven hangen, en heeft intussen een kind van één van de rangers. Ook de rondlopende peuter werd toegezongen. Er was een speelse hond, Balu, en een nest met jonge katjes die kattekwaad uithaalden. En dat allemaal bij lampenpeertjes die nauwelijks meer licht geven dan een kaars. Heel sfeervol.

Ook mijn vrees dat ik als vrije vrouw met een getrouwd broertje opdringerige mannelijke aandacht zou krijgen, is tot nog toe niet bewaarheid. Als ik aandacht krijg - en dat is vaak genoeg - dan is ie gewild. De smoes van de imaginary boyfriend die in Nederland achter moest blijven is dan natuurlijk niet meer erg overtuigend, maar ik heb nog een troef: mijn moeder als niet-actieve, maar wel potentiële waakhond. Als iemand te close komt, dan zeg ik snel dat ik helaas nu naar mijn moeder toe moet. Ik kan zo het klooster in!

Javanen flirten niet. Hoogstens een verstolen blik en daarna heel snel neergeslagen ogen. De ontvanger van de blik wordt geacht hetzelfde te doen. Althans, dat doe ik dan maar. Het mag de naam van sjans niet hebben, maar het is toch errug spannend. Batakkers, daarentegen, flirten zonder gêne. Diepe doordringende blikken, brede lach, plagerige aanrakingen, stoere blufpraatjes. Nergens vind je een betere verklaring voor het feit dat Javanen zichzelf halus (verfijnd) vinden en alle andere Indonesische volkeren kasar (grof).

Na alle Javaanse ingetogenheid, helpt mijn kleine beetje Indonesisch me de Batakflirts met het "Please, don't forget me and come back"-riedeltje af te buigen naar "echte" gesprekken, als ik toch net wat teveel heb teruggesjanst. En dan blijkt de interesse van de Batakse Jungle Lodge-jongens niet alleen een interesse in vrouwen te zijn, maar ook een interesse in mensen. Ik heb de middelen om de wereld rond te reizen, nieuwe mensen te leren kennen, over andere talen en culturen te leren. Voor de gidsen en rangers in de Jungle Lodge heeft hun contact met hun gasten die functie. Het is hun venster op de rest van de wereld vanuit een plaatsje midden in het oerwoud. Allemaal willen ze weg; de wereld zien, gras roken in Amsterdam, naar New York. "Please don't forget me and come back."
Met gids Abu bij de waterval. Overigens gefotografeerd door mijn moeder...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...