donderdag 31 juli 2025

Geloof en cultuur

Afgelopen zaterdag had de protestantse Niasse kerk in Jakarta een bijeenkomst met mij en Doni georganiseerd voor de Niassers in diaspora over het project Suara yang Pulang (Stemmen die naar huis terugkeren) dat we vorige maand in Nias uitvoerden. Anders dan in Nias omvatte ons publiek deze keer mensen die werken bij kranten, universiteiten, een hoge ambtenaar van de Provincie Noord Sumatra (waar Nias onder valt) was er, er waren vooraanstaande theologen en dominees. Allemaal wilden ze de stemmen van de voorvaderen horen die Jaap Kunst in 1930 opnam en die hun kerk voorheen uit hun diensten (en zelfs uit hun hele cultuur) had verbannen. 

De bijeenkomst begon natuurlijk met gebed:


Maar toen werd het inhoudelijk:







Er ontspon zich een levendige discussie over het belang van deze opnames voor een diasporagemeenschap die zich zelden nog naar Nias begeeft, maar zich wel verbonden voelt en op zoek is naar roots. Jonge jongens van de kerk zongen Psalm 23 (De Heer is mijn Herder) in traditionele Niasse hoho-stijl, in de Li Niha taal, wat voor mij weer een waanzinnige ervaring was want ik ken die tekst heel goed, in zettingen van Schütz en Bach en zelfs John Rutter. Maar een hoho-versie van die woorden van David: Je-zus, wat een culturele dissonantie.

En toen werd ik door de dominee uitgenodigd om zondag met hen ter kerke te gaan. Dat kon ik natuurlijk niet weigeren, maar ik werd er wel een beetje zenuwachtig van. In Indonesië is het ondenkbaar dat je niet gelooft. En wat niet denkbaar is kun je ook niet zeggen. Ik zeg meestal maar dat ik protestants ben en onder moslims hoef je dan verder niks uit te leggen. Maar hier ben ik onder rechtgeaarde protestanten die de bijbel beter kennen dan ik. 

Net als in Zuid-Afrika wordt er dan doorgevraagd: welke protestantse richting dan, waar ga ik ter kerke, hoe vaak, hoe denk ik hier of daar over. Ik vind liegen vervelend, dus ik zeg dan maar gewoon dat ik zing in de kerk. Vier jaar wekelijks in de Anglicaanse kerk in Oxford en incidenteel in de protestantse Dom in Utrecht, en dan begin ik een uitgebreid verhaal over de PKN als fusiekerk. Maar dat ik er omheen draaide was Bapak Pendeta (de dominee) wel duidelijk. Niet getrouwd en kinderloos ook nog natuurlijk. 

Toch hadden we een klik, de dominee en ik, en goede discussies over oud erfgoed en trouw aan de Heere God. Ik heb braaf mijn handen gevouwen, meegebeden, en meegezongen met het happy-clapper-repertoire. Net als in Zuid-Afrika zijn de kerkgangers, inclusief de voorgangers, hier jong en vlot en enthousiast. "We zijn Lutheraans," verklaarde de dominee, "maar qua muziek doen we alles en ik heb maar twee theologische uitgangspunten die ononderhandelbaar voor me zijn: dat Christus de mensgeworden zoon van God is en dat [die ben ik dus vergeten]. De rest is interpretatie." De Nederlandse protestanten kunnen nog wat leren van deze man. 

Het kerkgebouw was wat je in het Indonesisch een gudang zou noemen, niet meer dan een opslagruimte in een onooglijk gebouwtje aan een achterafstraatje in kolkend Jakarta. Er was een lichtgevend kruis in gezet om het een kerks aanzien te geven. De dominee verontschuldigde zich voor deze nederige omstandigheden. Ik vertelde over eerbiedwaardige schuilkerken in Nederland en hoe deze plek me daaraan deed denken, zonder erbij te vertellen dat die schuilkerken vaak katholiek waren. 



En ik vertelde hem dat mijn overgrootvader een Lutherse dominee in Duitsland was - en dat is waar. En het maakte me in de war, want ik stond daar met mijn ogen open te doen alsof ik stond te bidden, wat ik huichelachtig vond, maar het feit dat ik het huichelachtig vond is eigenlijk al heel protestants. Ik ben protestants van cultuur, maar niet van geloof en het schuurt als ik daar in de kerk mee sta te doen. Dat voelde ik in Oxford ook al. 

Maar die schuring geeft ook een ongelooflijk interessante dimensie aan de interactieve discussie die we een dag eerder over de opnames van Jaap Kunst hadden gehad. De voorouders van deze protestantse Niassers hebben hun oude gewoonten moeten afzweren in opdracht van een kerk waarvan ze zich nu onlosmakelijk onderdeel voelen. De kerk is hun thuis, hun anker - dat voelde ik die zondag in die gudang. 

Maar ze vertelden me ook hoezeer ze kippenvel kregen van die voorouderlijke gezangen die Kunst heeft opgenomen en die ik liet horen. De dominee, die de oude culturele gebruiken een warm hart toedraagt en hoho misschien wel verder wil integreren in de dienst dan alleen voor de psalmen van David, vertelt me dat ie voorzichtig moet zijn, omdat er genoeg mensen in zijn kudde zijn die er niets van moeten hebben, die heidense, achterlijke toestanden. "Ze zijn bang voor syncretisme", verklaarde de dominee. 

En hij is dus wel iemand tegen wie ik dan kan antwoorden: "Voor mij, afkomstig uit een protestants Europees land, is die positie vervreemdend, want vanuit mijn perspectief zijn mensen uit Nias die protestants zijn geworden ook syncretisch." Dat standpunt begreep hij, al was hij het er duidelijk niet mee eens. En zulke discussies zijn me dus goud waard. Ook al moet het in mijn steenkolen-Indonesisch.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Expressie

Ik moet mezelf er af en toe aan herinneren hoe nuttig ik mezelf hier in Kupang de afgelopen dagen heb gemaakt. Ik had hier veel langer wille...