Toen ik vorige week in Yogya aankwam, had ik meteen een klik met het oudere echtpaar dat de homestay runt. Ze zijn rijke Jakartanen, met pensioen, die dit huis met veel stijl en smaak hebben neergezet. Meneer is zachtbespraakt, bedachtzaam in zijn formuleringen. Hij doet me af en toe een beetje aan mijn vader denken, in zijn meer relaxte buien. Mevrouw laat soms het personeel aankloppen omdat ze een lekkernijtje voor me heeft. En soms, als ik beneden in de tuin zit te typen, komt ze zelf langs om zoetigheden te brengen, en geeft me de Chinese namen ervan.
Ze zijn van Chinese komaf, net als Joden in Europa al eeuwen in Indonesië, en altijd gediscrimineerd, maar ook vaak welvarend in de handel. Ik zie dat niet alleen aan hun uiterlijk, maar ook aan het fijne Chinese porselein dat in de gemeenschappelijke ruimtes staat opgesteld, naast prachtige ikats waar ik niet weet waar ze vandaan komen.
Zoals alle oude huizen in Indonesië zijn ruimtes zowel binnen als buiten. Er is niet echt een scheiding tussen binnen en buiten. De veranda is een woonkamer, en die loopt vanzelf over in de tuin.
Toen ik gisteren thuiskwam van het boodschappen doen, stond meneer gebogen over een blik (van een stoffer en blik). "Er zijn hier veel beestjes", mompelde hij, half naar mij, half in zichzelf. "Wat voor beestjes?" vroeg ik, en boog me ook over het blik. Daar krioelden een paar duizendpoten. Als kind was ik altijd bang voor ze omdat ze zo ontzettend veel groter zijn dan Nederlandse duizendpoten. Nu vind ik ze niet eng meer.
"Hoe noem je ze in het Indonesisch?" vroeg ik. "Dat weet ik eigenlijk niet precies" zei meneer bedachtzaam. "In de volksmond noemen we ze duizendvoeters (kakiseribu)." "In het Nederlands ook!" riep ik uit.
Meneer bleef geduldig boven het blik wachten tot de duizendpoten met al hun duizend voetjes waren opgestapt, daarna gaf hij ze een lift met het blik naar de tuin een paar meter verderop, waar hij ze weer uitzette. "Ze maken de grond vruchtbaar," mompelde hij, weer half in zichzelf, half naar mij. "Ze zijn erg nuttig," bevestigde ik.
Ik vond meneer altijd al erg aardig, maar iemand die duizendpoten een lift geeft, in plaats van ze met een sapu (een bezem) aan de kant te vegen, zo iemand moet wel een goed en fijn mens zijn. Misschien wel een boeddhist, dacht ik. Een echte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten