zaterdag 20 juli 2024

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken. 

Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgeteld - tweeduizend kletsende en kuchende mensen in een ongeorganiseerde "rij" voor de kecakdans in Uluwatu, met vier uur vertraging hangend op de luchthaven van Denpasar, met weer een vliegreis van Denpasar naar Yogya, en daarna in een volle trein. 

Ik kan het overal opgelopen hebben. En iedereen om me heen heeft het. Verlies van reuk en smaak, griepverschijnselen. Mijn reuk en smaak zijn intact, maar ik test positief, heb "griep", en mijn tinnitus krijst weer de pan uit. 

Als je wat wil zien van de wereld, zei mijn goede vader zaliger altijd, dan moet je de risico's voor lief nemen. Welbeschouwd nam hij die risico's voor lief voor ons, maarja, op een gegeven moment ga je het zelf zo doen, want we zijn er uiteindelijk altijd allemaal goed doorheen gezeild, al zijn we ook allemaal op gezette tijden vreselijk ziek geweest, soms in the middle of absolutely nowhere... 

Yogya is het tegenovergestelde. Ik ken de stad als mijn broekzak. Ik hoef hier niets, maar heb er wel vrienden, die me helpen en een oogje in het zeil houden. Ik weet waar je goed en gezond kan eten, sowieso is al het eten hier bestelbaar en bezorgbaar zodat ik niemand anders hoef aan te steken. Dus dit zal ook wel loslopen, zeg ik stoer. 

Maar spannend vind ik het wel. Je verliest ontzettend veel vocht met koorts en diarree in de tropen dus ik weet wat ik moet doen: veel jeruk panas (warm vers limoensap) zonder al te veel suiker drinken, goed gekookte soepjes eten, veel geschild vers fruit, geen rauwkost, geen ijs (dat is niet altijd van drinkwater gemaakt). 

Ik heb twee dagen platgelegen met koorts. Dat stelt me gerust want in tegenstelling tot de vorige keer in Manilla, toen ik nauwelijks symptomen had, lijkt mijn lichaam nu te begrijpen dat er een virus de deur uitgewerkt moet worden. Nu krabbel ik op. Ik loop weer rond, ga weer naar buiten voor een hapje en een drankje, spreek met vrienden af (die het allemaal ook hebben [gehad]) en als het teveel is, dan voel ik dat en doe ik daarna weer een dagje niks. Dat kan ik me veroorloven hier; ik ben er toch nog tot eind augustus. 

Maar een domper is het ook. Ik was zo lekker bezig. De DeCoSEAS workshop heb ik voor 100% meegedaan; ik heb een aantal sessies voorgezeten, zonder enig probleem. Ik ben op alle excursies mee geweest. Het kostte me veel inspanning, maar het was ook bijna weer normaal functioneren. Nu moet ik weer terug naar een 70+-tempo: langzaam lopen, langzaam opstaan, niet teveel doen op een dag, steeds voelen of iets kan of niet. Maar ik heb daar nu wel wat basale vaardigheid in gekregen, dus ik zie het maar als een oefening. 

's Avonds kijk ik veel Indonesische TV om mijn taalvaardigheid te oefenen. 

En ik drijf als een bejaarde dame af en toe wat baantjes in het zwembad op en neer. Zwemmen kun je het niet noemen. Hoeft ook niet - weet ik na twee jaar ziekzijn reguleren. Het is lekker om te dobberen, dat is het belangrijkste. 

zaterdag 29 juni 2024

Eten

Gisteren kwam Citra me samen met haar twee volwassen kinderen ophalen. Het was een ontroerend weerzien. De laatste keer dat we elkaar zagen was toen ze voor ons project in Nederland was, in de herfst van 2022. Toen was ik al ontzettend ziek. Kon nauwelijks meer een woord uitbrengen of een geluid verdragen. Was voor haar ook ontluisterend om mee te maken. Ze logeerde toen bij mij en kookte iedere dag heerlijk Indonesisch eten voor me. En toch werd ik steeds zieker.


We gingen eerst ikats en batiks shoppen. In Nederland vind ik winkelen ontzettend vervelend. Hier niet. Daarna haalden we onze Filipijnse collega’s op in Kuta, de Costa Brava van Bali zeg maar: een aaneenrijging van bierhijstenten en tatoeageshops. Ik keek mijn ogen uit. Mijn ouders hebben me hier altijd van afgeschermd, maar sommige dingen moet je gezien hebben. Ugh. 

[Geen foto's. You'll get the idea...]

En daarna gingen we met ons zessen naar de vismarkt, aan dezelfde kust als Kuta, maar dan enkele kilometers zuidelijker. Stinkende vis, straatkatten, en een wit Balinees strand zonder ook maar één enkele toerist (behalve ik dan met mijn grote witte lijf). Ongelooflijk, zo dichtbij, en een volstrekt andere wereld.


Citra haalde met haar dochter verse vis van de markt: zeebaars, oesters, inktvis, grote garnalen, en aubergine. Ik mocht niet mee, anders zouden de prijzen omhoog gaan, net als vroeger toen ik als wit kindje ook niet met de kokki mee naar de pasar mocht. Onze Filipijnse collega’s mochten alleen mee als ze hun mond dichthielden. Dus ze bleven maar bij mij terwijl Citra en haar kinderen hun slag sloegen.


Toen gingen we die vissen laten roosteren. We bestelden er verse sambals, kangkung en rijst bij en veel servetjes. En kelapa muda: jonge kokosnotenmelk zo uit de vrucht. We vonden een grote tafel onder de bomen bij het strand met uitzicht op vissers die hun netten knoopten. We konden bij de visgrilbalie goed onze handen wassen. En toen konden we aanvallen. 

Eten is een krachtige manier om te voelen waar je bent. Ik arriveerde. Ik was waar ik was. Lichamelijk en geestelijk. Verse gegrilde vis in tamarindesaus met verse sambals (mv.) en verse klappermelk kun je nergens anders zo krijgen. De prikkeling van je smaakpapillen, het zweten als een otter van de inspanning van het eten, de warmte en de sambal, afgewisseld met de verkoeling van de klappermelk maakte me aanwezig daar waar ik was: op dat strandje in Bali.  

En je eet met je handen. Je trekt het stevige vissenvlees los van de graat (bij voorkeur met verschillende vingers van enkel je rechterhand; je linkerhand is onrein want daar doe je andere dingen mee) en brengt het samen met de sambal en de rijst tussen je vingertoppen naar je mond. Maar je stopt je vingertoppen niet in je mond. En in geen geval stop je een stuk metaal met je eten eraan in je mond. Dat verpest de smaak. Ik klungel nog ontzettend met mijn rechterhand. Maar net als taal kun je oefenen, en ik ben onder vrienden in een veilige omgeving om fouten te maken. 

En het eten is echt lekkerder zonder dat metalen bestek in je bek. 

Aangekomen

Na twee jaar aan huis gekluisterd te zijn geweest, ben ik weer op reis. Wat een mijlpaal! En niet zomaar een reis: een intercontinentale vlucht om twee maanden op minstens drie verschillende plekken in Indonesië te zijn: Bali, Yogya, Timor. Ik doe het niet omdat het moet (voor werk of voor iets anders), maar omdat ik het zo graag wil. 

Het is heerlijk hier weer te zijn: Indonesisch te eten, Indonesisch te spreken, mijn Indonesische vrienden weer te zien, de textuur van mijn huid te voelen veranderen, de zware vochtige lucht en de geuren weer op te snuiven, het heldere licht op en tussen de bladeren van de palmbomen te zien, de grote bladeren van de djatiboom met een plof op de grond te horen vallen. En natuurlijk de vogels. En de vlinders…. 



Het is ook confronterend: de reis hiernaartoe was een uitputtingsslag. Ik loop moeilijk en beweeg moeilijk. Ik ben 20 kilo zwaarder dan ik was. Toen ik op Schiphol door de douane was en de cadeautjes voor mijn Indonesische collega’s en vrienden had gekocht, was ik al totaal afgepeigerd. Toen moest ik nog 15 uur in zo’n loeiende koker zonder beenruimte, met af en toe eens een rechtop uurtje slaap en een stijve nek, en met een hele grote Zweed naast me die zijn bekertje cola over mijn broek gooide.

Ik heb een heel zwaar leven. Nee, maar écht…

En toen kwam ik aan, en toen ik – doorgedraaid en doodmoe – ook hier door de douane was en langs alle toeristenwinkels op Bali’s luchthaven, en langs de roepende taxichauffeurs die je in hun taxi willen hebben, toen stond daar (zoals afgesproken) een chauffeur van het hotel op me te wachten om me meteen naar mijn bestemming te brengen. 

Ik was zo doorgedraaid dat ik hem niet meteen herkende, al dacht ik wel: “ik ken jou ergens van”. Ik was eerder in het hotel geweest, in 2017, dus misschien had ik hem daar gezien.

Maar hij had mij wel herkend. Een grote Londo, immers, die toch Indonesisch spreekt. Die combinatie zie je in Bali niet veel. 

In Nederland zou je zeggen: “Ken ik jou niet ergens van?” Maar in Indonesië kijk je wel uit met zoveel directheid. Stel je voor dat iemand nee moet zeggen. Dan breng je jezelf én je gesprekspartner in ernstige verlegenheid. Dus de chauffeur begon helemaal bij het begin.

“Bent u wel eens eerder in Bali geweest?” “Toen ik klein was, namen mijn ouders me vaak mee. Gingen we vanuit Yogya op vakantie in Bali.” “Maar in uw volwassen leven bent u zeker nog nooit hier geweest?” De sturing in zijn vraag viel me op. “Nou, in alle eerlijkheid, ik ben hier in 2017 geweest.” “Waar bent u dan precies geweest” “Nou, ik heb toen gong- en gamelanbouwers in noord-Bali bezocht, en watervallen en heel veel mooie tempels, en de Gunung Agung” (de hoogste en buitengewoon actieve vulkaan in Bali).

Hij was het, realiseerde ik me, terwijl ik me terug liet voeren naar die reis met de opsomming van bestemmingen. Uitgerekend hij was de chauffeur die me toen al die dagen rondgereden heeft in 2017: Pak Made. 

Hij wist dat natuurlijk al lang, maar had behoedzaam uitgevonden of zijn aanname klopte. We moesten ontzettend lachen. Haalden herinneringen op aan die reis. Het spreken in het Indonesisch ging moeiteloos, ondanks mijn uitputting. Ik haastte me te zeggen dat ik hem ook herkend had, al wist ik niet precies meer waarvan. En er zijn zoveel mensen die Made heten, voegde ik snel toe. En dat beaamde hij ook heel snel. Alle potentiële ongemakkelijkheden hopelijk weer gladgestreken. 

Ik moest nog even geld pinnen, en terwijl hij wachtte in de auto, vond hij een foto uit 2017 in zijn telefoon waar we beide opstonden. Dat was op de hellingen van de Gunung Agung en daar komt de temperatuur soms onder de 25 graden uit. Stervenskoud voor Indonesiërs. Hij was destijds zo aan het bibberen dat ik hem mijn San-Francisco-hoody leende. Dat had hij aan op de foto. Uitgerekend die hoody had ik in mijn tas zitten om de airco van het vliegtuig te doorstaan. Ik liet het hem zien.

Toeval bestaat niet, zegt mijn schoonzusje Christine. En dat wilde ik ook tegen Pak Made zeggen, maar ik weet het Indonesische woord voor toeval niet. Even opzoeken… ah: kebetulan. Interessant dit, want betul betekent dat iets zo bedoeld is of echt waar is. Iets valt je toe… Alsof het zo heeft moeten zijn.

Ik keek ook naar mezelf op die zeven jaar oude foto: jonger, strak in mijn velletje, lenig, fit. Pak Made zei dat ik toen magerder was, en dat stelde me weer een beetje gerust, want kurus (het Indonesische woord voor mager) is geen compliment. Het wordt ook gebruikt voor ondervoede kindertjes. Ik ben dus minder onderkomen, nu. 

Ik voelde me zo welkom door dit toeval. Mijn extreme vermoeidheid, lichamelijke ongemakkelijkheid en de vreugde van terugkomst vermengden zich met elkaar. Het was geen dubbel gevoel, maar een geïntegreerd gevoel. Alle sensaties kleurden elkaar in, en gaven elkaar meer reliëf, meer diepte. Misschien is dit wat het betekent om ouder te worden. 

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...