donderdag 1 augustus 2019

Taal

Ik ben dan wel in een stad die ik bijna als thuis ervaar, maar deze homestay is nieuw. Dat is wel weer opnieuw settelen, met nieuwe ruimtes en nieuwe huisgenoten.





Het is hier heerlijk, midden in de kampong: hele mooie Javaanse pendopo's, nieuw gebouwd, traditioneel ontworpen met grote tropisch-hardhouten pilaren die het dak stutten, zodat je maar één of helemaal geen muren nodig hebt en de wind voor verkoeling kan zorgen.


Met de staf kon ik meteen aan het babbelen slaan, maar de eigenaar en zijn vrouw vond ik moeilijk te benaderen. En misschien komt dat omdat ík soms moeilijk te benaderen ben. Ik blijf koppig Indonesisch spreken, ook als de (Indonesische) gastvrouw erg goed Engels kan. Ik zit veel op mezelf achter de laptop te werken of te bloggen. Ik weet de weg hier, dus heb weinig te vragen. En ik geloof het zelf nooit, maar dan schijn ik intimiderend over te komen.

En haar echtgenoot is Frans. Hij is een judoleraar, spreekt nauwelijks Engels en nauwelijks Indonesisch, want zijn vrouw spreekt ook al ontzettend goed Frans. En mijn Frans is abominabel, zeker nu ik zo in mijn Indonesisch heb geïnvesteerd - heeft het Frans helemaal verdrongen.

Dus zonder veel woorden word ik sociaal ook weer wat onhandiger.

Maar dankzij mijn fiets zie ik het nu helemaal goed komen. Dat zit zo. Ik heb in 2017 een oude loodzware omafiets gekocht hier op de fietsenmarkt. Eerst heeft ie een jaar bij Mas Koes gestaan, daarna een jaar bij Mas Ali, die hem in de goedheid van zijn hart heeft meegenomen in zijn verhuizing, en omdat ik een fiets echt nodig heb om me vrij te kunnen voelen, sprong ik vanochtend achterop op een gojek (brommertaxi) om hem te gaan halen.

Mas Ali woont nu een heel eind buiten de ringweg, midden in de sawahs. Prachtig. Hij had hem in de schuur staan en natuurlijk waren de banden leeg. Dat is hier niet erg. Op elke straathoek is hier iemand die banden op kan pompen want alle zoveelmiljoen Indonesiërs rijden op een brommer, dus na 5 minuten lopen had ik er al één gevonden en ik kon toen helemaal terug naar de stad fietsen met een omweg om in mijn favoriete soepwarung te lunchen.

Op de hoek van onze straat had ik een fietsenmaker gezien. Dat is nodig, want de remblokken zijn versleten en er zit een knik in de trappers. Maar toen ik daar aankwam hield de fietsenmaker de boot af - hij is niet bekend met deze ouderwetse fietsen, zei hij.

Dus ik zoek morgen wel verder dacht ik en fietste naar huis. Daar stond mijn fiets naast de brommer van de Franse huisbaas en hij vond het een fantastisch ding, la vieille bicyclette. Ik vertelde hem met handen en voeten van de remmen en hij haalde zijn gereedschapskist tevoorschijn en ging fluitend van plezier in de brandende zon staan knutselen.

Voor dat knutselen hadden wij vroeger thuis een bijvoeglijk naamwoord: kampongan, op zijn dorps. In het Nederlands: houtje-touwtje. In het dorp hebben mensen niet veel materiaal dus ze zijn er heel erg handig in om dingen die eigenlijk al kapot zijn zo te verknutselen dat je ze nog net een beetje langer kunt gebruiken.

En deze fiets heeft een oerdegelijk mechaniek dat zelfs ik begrijp - alles is met duidelijk zichtbare schroefjes en moertjes te verstellen en ook als er een paar dolle tussen zitten zijn er genoeg anderen die het hem toch nog doen. Mijn huisbaas tinkerde hier en daar, vroeg me de remhendels aan te spannen en los te laten en zo stonden we daar heel gezellig te rommelen. Hij net genoeg Engels; ik net genoeg Frans - we moeten allebei evenveel ons best doen. Verbaal althans. Technisch was ik nergens natuurlijk.

Hij veranderde met het aandraaien en losdraaien van schroefjes en moertjes de positie van de versleten remblokken zodanig dat de minst versleten kanten van het blok beter pakken als je remt en toch vrij zijn als je niet remt, en in de 20-25 minuten dat hij met schroevendraaiers en Engelse sleutels bezig was, dacht ik: zo hebben ze dat bij mijn heup ook gedaan, in 2003. Hij was toen eigenlijk al kapot: bot op bot, geen kraakbeen meer, maar omdat ze de positie van de heupkop in de heupkom konden draaien kon ie nog een jaar of 10 mee op het laagje kraakbeen dat daar in een hoekje nog niet opgebruikt was. Maar het was wel kampongan, want de heup als materiaal in een mensenlichaam is net zo schaars als remblokken in de kampong. Nu heb ik links een hele nieuwe heup en dat is het equivalent van een nieuw wiel én nieuwe remblokken voor deze fiets. En ik ga als een speer. Nog steeds.

Ter geruststelling: de fiets heeft ook een achteruittraprem, dus het is veilig. Ik ga de huisbaas één van mijn pakken stroopwafels cadeau doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...