maandag 25 augustus 2025

Oleh-oleh

Om de overgang van Indonesië naar Nederland vorm te geven (en de scherpe randjes er een beetje af te halen) schrijf ik nu thuis aan mijn keukentafel in Utrecht toch nog even een blogje over mijn laatste dagen in Yogya. 

Die dagen waren vol en fijn, met bezoekjes van mensen die me nog even wilden spreken en lekker zwemmen in Ambarrukmo. Ik krijg altijd al heimwee naar Yogya voor ik er vertrek, en dat maakt zulke laatste dagen altijd bitterzoet: het eten is lekkerder, de brommerritjes spannender, de geluiden van vogels, krekels, cicaks en tokes zijn betekenisvoller, de fijne contouren van de hellingen van de vulkanen Merbabu en Merapi zijn overweldigender op die weinige momenten dat ze zich aan het wolkendek en de smog onttrekken en zichtbaar zijn. Ze torenen boven de stad uit, de Merapi altijd met een rookpluim uit zijn top. 

Bijzonder was de ontmoeting met Bapak Prof Baiquni, ooit promovendus bij mijn vader, nu voorzitter van het landelijke hooglerarenoverleg. In het oude hoofdgebouw van de Universitas Gadjah Mada (UGM), vlak na de onafhankelijkheid van Indonesië gebouwd als eerste instelling voor hoger onderwijs in de Republiek, ademde ik een Oxfordse sfeer: hoge plafonds, statige trappen, zuilengalerijen. Mijn eigen geschiedenis en de (post)koloniale geschiedenis raakten elkaar weer even. 

Ik sprak de Indonesische promovendi die nu met mijn begeleiding werken; vruchtbare, productieve gesprekken met mooie plannen en ideeën. Ook dat is een voortzetting van wat al was, een continuïteit in mijn werk, na twee jaar ziekte, maar ook met een intergenerationele dimensie.  

Ik vond weggaan uit Yogya als kind altijd heel erg. En ik heb er ook al vaker over geblogd. Dat oude gevoel van verlorenheid komt terug als ik de terugreis moet aanvangen, elke keer weer. "Wanneer kom ik hier weer terug? Is dit de laatste keer?" Ook dat gevoel heeft een koloniale dimensie: Indië verloren is rampspoed geboren. Wat moet die arme Nederlander, gewend aan comfort en bediendes en (meestal) zelfverkozen avontuur, in een rottig kikkerlandje als Nederland met zijn honderdduizend regeltjes en preventiemaatregelen

Maar de laatste jaren merk ik dat die angstigheid en verlorenheid minder wordt. Misschien omdat ik gewoon een dagje ouder word. Maar ook omdat er nu een continuïteit zit in wat ik hier doe. Voor de komende jaren heb ik samen met mensen in Indonesië zoveel plannen gemaakt dat ze nog niet in een heel mensenleven gerealiseerd kunnen worden. Ik heb hier echt iets te zoeken, al wil ik me graag bewust blijven van het feit dat ik hier iets te zoeken heb omdat de Nederlanders dit land ooit hebben overgenomen terwijl ze er geen fluit te zoeken hadden. Geen fluit. 

Vrijdag, een dag voor ik vertrok, gingen Citra en ik naar DHL om bagage naar Nederland te sturen. Toen ik in Jakarta het ontzettend lieve en totaal onhandelbare cadeau van de Niasse kerk had gekregen, was ik onder de indruk van de snelheid en het gemak waarmee het ding binnen drie dagen in Utrecht in mijn rommelkamer stond. Het kost een lieve duit maar dan heb je ook wat. 

Ik had vier tassen met spullen, allemaal cadeaus, lieve mensen, oftewel oleh-oleh: relatiegeschenkjes. Dat bleek bij het DHL-verzendpunt 18 kilo te wegen, 18 kilo aan cadeaus: batikken stoffen, houten en kunststoffen plakkaten met eervolle vermeldingen erop, drie trommels met koekjes van iemand met wie ik ontzettend fijn samenwerk, maar die ik alleen online ken, en heel.veel.boeken. Dat heb je ervan met al die intellectuele vrienden.  

Die hoeveelheid oleh-oleh bleek 22.000.000 (22 miljoen) rupiah te kosten om te verzenden, bijna 1.200 euro. Net zoveel als een tijdig geboekte retourvlucht Amsterdam-Jakarta. Dat was te gortig. Citra bood onmiddellijk aan dat die vier tassen dan wel bij haar thuis konden staan. Ik had nu een onhandige overstap in Kuala Lumpur, maar volgend jaar neem ik een extra koffer mee, en dan betaal ik wel bij op de terugreis. Dat kan nooit zoveel zijn als de DHL-prijs. 

Ik voelde me bezwaard natuurlijk, maar Citra wuifde dat resoluut weg. "Dat je zoveel oleh-oleh krijgt, is omdat mensen hier zo dol op je zijn, Barbara." Dat meende ze, uit de grond van haar hart, en ik voel dat ook zo. En dat maakt het ook minder erg om terug te gaan. 

Ik zit nu nog een beetje in die fase tussen twee plekken, die zowel prettig als onrustig is: niet meer in Indonesië, nog niet in Nederland. Ik krijg nog appjes van onze redacteur van Tempo (de Groene Amsterdammer van Indonesië: kritisch, diepgravend, knijterintellectueel) dat een diepteartikel over ons project in Nias wil publiceren met laatste redactievragen. Komende vrijdag mag ik bij Radio 1 iets over datzelfde project komen vertellen. Indonesische vrienden appen of ik veilig thuisgekomen ben. Ik wandel mijn reguliere wandelrondje om het Park Oog in Al en de Kanaalstraat om langzaam weer te aarden. 

En het is heerlijk om weer thuis te zijn. Mijn eigen ruimte na twee maanden continu onderweg zijn. Ik had de allerbeste homestays en logeeradressen (behalve in Jakarta), maar thuis aan je eigen keukentafel met je eigen pannen je eigen maaltje koken en naar muziek luisteren die nu eens niet te hard en in distortion uit een telefoontje of een slechte geluidsinstallatie kraakt is ongelooflijk fijn. Ik weet dat ik niet zonder Indonesische ervaringen kan, maar ik weet ook waar ik thuis ben. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Oleh-oleh

Om de overgang van Indonesië naar Nederland vorm te geven (en de scherpe randjes er een beetje af te halen) schrijf ik nu thuis aan mijn keu...