donderdag 15 augustus 2013

Verkeer


In Nederland, en zelfs in Zuid-Afrika, neem ik een douche om op te warmen. Hier neem ik een bad om af te koelen; lekker water met kleine emmertjes uit een grote bak over je lichaam gooien.
Gisteren hebben we fietsen gehuurd. Ik word altijd zo blij van de vrijheid die ik daarmee krijg. Vandaag heb ik twee-en-een-half uur door Yogya gefietst. Van Bulaksumur via de Jalan Malioboro naar de Keraton (het paleis van de Sultan) waar ik omheen gefietst ben, langs de vogeltjesmarkt en het Waterpaleis, toen per ongeluk expres een beetje verdwaald in de smalle steegjes ten westen daarvan, maar mijn postduiveninstinct liet me niet in de steek en ik kwam vanzelf weer bij de Keraton uit. 
Toen over de spoorweg langs het treinstation (waar een uitgebreid omroepbericht met veel mitsen en omdatten uitlegt dat je echt de rails niet over mag als de bomen naar beneden zijn, want dat is gevaarlijk – wat enkelen vervolgens toch doen, want het duurt door het omroepbericht wel erg lang voor de trein daadwerkelijk komt), langs het stadion met alle kleine winkeltjes die zich als algen aan de buitenmuur genesteld hebben (er is daar werkelijk geen stoeptegel of grasspriet veranderd na 30 jaar) weer via de Jl Malioboro naar Pasar Beringharjo waar ik mijn fiets naast ongeveer duizend brommers heb gestald en toen via het stadion weer naar huis.
 
Na een uurtje was mijn hoofd paars van de warmte en dat is een heel grappig gezicht: zo’n enorme witte vrouw met een paars hoofd op een fiets. Maar het is heel gemakkelijk om contact te maken, makkelijker dan in India, en misschien zelfs makkelijker dan in Zuid-Afrika. Al fietsend word je deel van de gigantische brommergemeenschap op de Yogyase straten. We bewegen als vissen in een school. Het gaat vanzelf, je moet gewoon meebewegen en je overgeven aan de stroom. Ergens vind ik dat zelfs lekker. Ik heb geen moment het gevoel gehad dat het gevaarlijk was en als je voor een rood stoplicht staat te wachten, heb je zo een praatje met de mensen op de andere brommers. Nog niemand heeft me lastig gevallen met verkooppraatjes of geplak en gezeur; iedereen is echt ontzettend aardig. Het helpt vast dat ik Indonesisch spreek – dat gaat steeds vloeiender, maar toch vind ik de vriendelijkheid opvallend. 

Soms heb ik het gevoel dat de vriendelijkheid onderdanigheid wordt. Tumiran, bijvoorbeeld, zakt elke keer als hij langs me loopt even door zijn knieĆ«n en ook Ibu Mur is in haar lichaamstaal extreem gedienstig. Ik herken het van vroeger, maar ik weet niet zo goed wat ik ermee moet. Ik doe maar gewoon gedienstig terug, met veel gebuig en gehandenvouw. Al is dat misschien niet de bedoeling…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Grafkist

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er – zoals altijd – meerdere kanten zitten aan Barbara’s dekoloniseringssage waarvan ik er sommige tot ...