vrijdag 20 juli 2018

Suikerfabriek

Het klinkt net zo smakelijk als Sjakie en de Chocoladefabriek: op een steenworp afstand wonen van een suikerfabriek, maar ik kan weinig smerigers verzinnen dan een suikerfabriek.

Dat vond ik als kind al - die weeë lucht van suikerriet, en mijn afkeer kreeg een extra dimensie in Zuid-Afrika, waar ik een tijd intiem was met iemand wiens voorouders tientallen jaren in indentured labour (onder wurgcontract / feitelijke slavernij) het suikerriet omzetten in het nog immer veelgevraagde consumptiegoedje. In Zuid-Afrika is het een troop: sugar canes staan symbool voor de industriële uitbuiting van volkeren uit het hele British Empire, die daarvoor de wereld over werden gesleept.

Ook als ik hier met Citra langs de fabriek rijdt, zegt ze giechelend: oh, oh, oh, wat is dit Belanda, waarmee ze zoveel wil zeggen als: hoe ouderwets koloniaal. Die treintjes over het spoortje zijn inderdaad van anno dazumal, en de fabriekshuizen zijn duidelijk ook nog uit de koloniale tijd.



De fabriek lijkt soms een levend wezen; hij vormt een lichaam van bedrijvigheid om zich heen: winkeltjes, stalletjes, becaks en ojeks, politiepostje, apotheekje, supermarktje. De beste indicatie om waar dan ook in Yogya te vertellen waar ik verblijf (want dat wil elke voorbijganger als eerste weten) is het noemen van de Madukismofabriek. Iedereen weet waar dat is.



De fabriek klinkt soms ook als een levend wezen. Een paar keer per dag stoot hij een onwaarschijnlijk gehuil uit. 's Avonds laat heeft dat iets diep unheimisch. Ik dacht eerst dat het een fluit van een van de locomotieven was, maar die zijn te klein om zo'n lang en diep gehuil uit te stoten. Er zal een fabriekspijp ontlucht worden ofzo.

Soms kleurt 's avonds de hemel rood, omdat stukken suikerrietland in brand worden gezet. Ik hoop altijd maar dat de fik niet overslaat op mijn bamboebos, want dan ben ik kansloos, zo in de droge tijd, maar het is altijd ver weg, en aan de overkant van de rivier.

Voor mij is de levendigheid van de fabriek schijn, of tenminste maar één kant van de medaille. De andere kant betreft een koudmakende doodsheid die ik in mijn lijf en leden kan voelen: de norse stenen gebouwen, de hoge muren, de Oostblokaanblik. Indentured labour bestaat officieel niet meer, maar er lopen in en om de fabriek genoeg mensen rond die zichtbaar hun beste jaren aan de fabriek gegeven hebben.

De meest overweldigende indruk van dood en verderf is de stank, waar ik gelukkig thuis helemaal niets van merk, maar wel als ik om of langs de fabriek fiets. Dan moet ik soms bijna kotsen van walging en ondervind ik aan den lijve hoe ongelooflijk vervuilend geraffineerde suiker is, en wat een prijs we betalen voor processed food.
De stank is eigenlijk geen stank maar een soort vloeibaar zijn van de lucht, waarbij je een soort stroop inademt, vermengd met chemicaliën. De sawahs direct om de fabriek liggen vol rotzooi, plastic, zooi, waarschijnlijk gedumpt. En iedereen rijdt en loopt en eet en baadt en leeft er gewoon doorheen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

SARS‑CoV‑2 revisits

Poef! Twee dieppaarse streepjes op mijn SARS‑CoV‑2-zelftest. Dat was even schrikken.  Niet dat ik me onkwetsbaar had gewaand, met - welgetel...