Net zoals binnenruimtes in Indonesische huizen overgaan in buitenruimtes, de veranda een woonkamer én een onderdeel van de tuin is, zo transformeert het ene tijdverdrijf zich in het andere: een overleg wordt een middagmaal wordt een bezoek al naar gelang de mogelijkheid zich voordoet en benut wordt.
Ik kan daar steeds beter mee omgaan. Voor ik ziek werd maakte het me rusteloos: "Wanneer begint de volgende activiteit?" "Hebben we een afspraak of hebben we geen afspraak?" Maar er zijn geen discrete activiteiten hier. Je bent gewoon, en hebt gesprekken en je doet dingen, soms op afspraak en met een planning, maar het is niet zo vastgelegd als in Nederland.
Het is opvallend hoe die ziekte me minder rusteloos heeft gemaakt; ik neem situaties nu veel meer zoals ze zijn, terwijl ik vroeger toch ook heel goed wist dat ik dat moest doen om goed te functioneren hier. Maar ik wist niet zo goed hoe. Ik weet nog steeds niet hoe - ik kan het in elk geval niet in woorden vangen - maar het gaat vanzelf. Elke dag is een geschenk sinds ik weer beter ben.
Dus gister werd een werkoverleg over het onderzoek van een van mijn promovendi een middagmaal en daarna een bezoek aan het Tjipta Boedaja kunstenaarsdorp, op de helling van de vulkaan Merapi. Ik kan de vulkaan zien vanuit mijn kamer. Yogya ligt aan zijn voet. Hij is één van de actiefste vulkanen van Java.
De berg doet hetzelfde met me als de zee. Als ik hem zie, dan trekt ie aan me. Dan moet ik steeds naar hem kijken en wil ik er het liefst naar toe, of erin. Ik heb dat met alle zeeën en bergen, maar met de Merapi het meest omdat ik al met ontzag naar hem kijk sinds ik twee-en-een-half ben.
Dus ik sloeg een bezoek aan het kunstenaarsdorp, een uurtje of anderhalf de helling op, niet af. Daar werd net het recentelijk afgesloten jaarlijkse Festival Lima Gunung geëvalueerd, een festival waarin de inwoners van de dorpen op de hellingen van de vijf vulkanen Merapi, Merbabu, Sumbing, Sindoro en Slamet hun culturele erfgoed tentoon spreiden, met zang, dans, muziek, theater, architectuur en beeldende "kunst". Geen formeel geschoolde kunstenaars, maar "dorpelingen" die in het dagelijks leven boer zijn.
Voor het oog van een buitenstaander zoals ik was het een volstrekt egalitaire bijeenkomst. Iedereen sprak, jong en oud, mannen en vrouwen. Iedereen maakte iets van zijn bijdrage. Retorica is zo belangrijk hier, de juiste grappen maken, je toehoorders vasthouden met dubbelzinnigheden. Veel kon ik niet volgen, het ging heel vaak over in het Javaans. Maar ik zat daar rustig, in de namiddagzon, te luisteren en te kijken, en te genieten van de geur van kretek die overal opsteeg. Ik was deel van het evenement, mocht mezelf voorstellen, en ook weer niet, want ik hoefde verder niets te zeggen. Gelukkig. Zowel binnen als buiten, dat vind ik het fijnst.
Nog geen maand geleden zat ik in Nias ook in een kringgesprek met dorpsoudsten, bedacht ik. Bijna 2.000 km verderop. Zo anders: andere taal, andere lichaamstaal, andere verhoudingen. Maar ook vergelijkbaar, al was het maar omdat ik in een positie ben om te vergelijken: de meeste Javanen zijn nog nooit op Nias geweest en vice versa, om maar te zwijgen van de kleine Sunda-eilanden (NTT) nog eens 2.000 km verderop, waar ik ook vaak kom.
Zou dat mijn link zijn met de voorvechters van de eenheidsstaat, Bung Karno en de zijnen om te beginnen, die de hele archipel al waren doorgesjouwd (vaak onvrijwillig) voor ze het voor het zeggen kregen? Die nationale taal, waarin ik een beetje mee kan doen, was in elk geval een gouden greep.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten